Op 4 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Dit besluit volgde op een eerdere beschikking van 26 augustus 2024, waarin de minderjarige al onder toezicht was gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend voor een periode van dag en nacht. De situatie van de minderjarige was zorgwekkend, met escalaties in gedrag en conflicten met de moeder, wat leidde tot de inschakeling van de politie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, om de veiligheid van de minderjarige en andere gezinsleden te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2024 heeft de kinderrechter de minderjarige gehoord, en de aanwezigen hebben kunnen reageren op zijn verklaring. De moeder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter en erkent de zorgen over haar kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat van de noodzaak voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, en heeft de verzoeken van de Raad toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.