In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 augustus 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren in 2007, in het kader van jeugdzorg. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland als gecertificeerde instelling, die het verzoek indient voor de uithuisplaatsing van de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De ouders van [minderjarige], de moeder en de vader, zijn betrokken als belanghebbenden. De kinderrechter heeft de ouders gescheiden gehoord en de minderjarige is ook gehoord tijdens de mondelinge behandeling, die op 19 augustus 2024 heeft plaatsgevonden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds oktober 2023 uit huis is geplaatst vanwege zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid. Er zijn verschillende stappen gezet in de zorg voor [minderjarige], maar een terugkeer naar huis is momenteel niet haalbaar. De verstandhouding tussen de moeder en [minderjarige] is verstoord, en er zijn twijfels over de mogelijkheid van de moeder om de juiste zorg en sturing te bieden. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige].
De kinderrechter verleent de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 9 augustus 2024 tot 9 januari 2025, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 september 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.