ECLI:NL:RBDHA:2024:14324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
09229596-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag na tegenstrijdige verklaringen en gebrek aan objectief bewijs

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 25 augustus 2021 in Den Haag, waarbij de verdachte de aangever zou hebben gestoken met een mes. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 27 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen, en de raadsman van de verdachte, mr. H. Weisfelt, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de betrokkenen sterk uiteenliepen en dat er geen objectief bewijs was dat de verklaring van de aangever ondersteunde. De aangever had verklaard dat hij door de verdachte was gestoken, terwijl de verdachte ontkende een mes te hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen zowel de verdediging als de aanklacht ondersteunden, maar dat er onvoldoende bewijs was om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de aangever opzettelijk had verwond. Hierdoor kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achten dat de verdachte schuldig was aan de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09229596-21
Datum uitspraak: 10 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H. Weisfelt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam] opzettelijk van het leven te beroven, die [naam] meermalen, althans een maal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de zij, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te 's-Gravenhage aan [naam] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de borst en/of de zij (waardoor de long is geraakt), heeft toegebracht door die [naam] met een mes,
althans een scherp en/of punt voorwerp in de borst en/of de zij, althans het lichaam, te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam] meermalen, althans een maal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst en/of zij, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk [naam] (hierna: de aangever) met een mes of een puntig voorwerp heeft gestoken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat op 25 augustus 2021 in de [straatnaam] in Den Haag, waar de verdachte woont, een ruzie is ontstaan tussen enerzijds twee zoons van de aangever en anderzijds de verdachte, zijn vrouw en zijn zoon. De ruzie is ontstaan nadat de zoons van de aangever laat op de avond lawaai hadden gemaakt tijdens een verhuizing, waar zij door de vrouw van de verdachte op werden aangesproken. Daarop ontstond een woordenwisseling die uitmondde in een vechtpartij, waarna de zoons van de aangever zijn weggerend. Tot dit punt komen de verklaringen in het dossier grotendeels overeen. Over wat er daarna is gebeurd, lopen de verklaringen uiteen.
De aangever heeft verklaard dat hij na deze ruzie werd gebeld door een van zijn zoons. Hij is daarop samen met zijn oudste zoon naar de [straatnaam] gelopen, omdat zij wat achtergebleven spullen van zijn zoon wilden ophalen. Vervolgens is de aangever op straat aangevallen door de verdachte en met een mes van ongeveer 20 centimeter gestoken in zijn borst. De aangever is vervolgens weggerend en heeft enkele dagen in het ziekenhuis gelegen met een verwonding in zijn borst, waaraan hij is geopereerd.
De verdachte heeft verklaard dat hij na de eerste ruzie ongeveer tien minuten buiten heeft gestaan met zijn gezin en met buurtbewoners heeft gepraat. Daarna kwamen de zoons van de aangever terug met vijf of zes andere personen, onder wie de aangever. De groep kwam dreigend op hem en zijn gezin aflopen. Zij hadden onder meer stukken hout en twee scooterhelmen bij zich en aan een van de stukken hout was een puntig voorwerp aangebracht. De groep viel de verdachte en zijn zoon aan en er ontstond een vechtpartij waarbij de verdachte en zijn zoon met de meegebrachte voorwerpen werden geslagen. De verdachte heeft zich verdedigd door klappen uit te delen. Tijdens de vechtpartij heeft hij het stuk hout met het puntige voorwerp opzij geslagen. De verdachte heeft ontkend dat hij op enig moment een mes in zijn handen gehad heeft.
Het dossier bevat geen objectief bewijs dat de verklaring van de aangever kan ondersteunen. Weliswaar is er een mes aangetroffen in de woning van de verdachte, maar dit mes is niet onderzocht, bijvoorbeeld op de aanwezigheid van DNA-materiaal van de aangever. Verder heeft een arts de verwonding van de aangever omschreven als een steekwond, maar verdere medische informatie (bijvoorbeeld over diepte en vorm van de verwonding en mogelijke toedracht) ontbreekt. Daardoor kan niet worden vastgesteld of het letsel past bij het aangetroffen mes en bij de door de aangever beschreven toedracht.
De verklaring van de aangever dat de verdachte een mes vasthield en daarmee de aangever heeft verwond, vindt wel enige steun in de verklaring van de getuige [getuige] . Zij heeft verklaard dat de verdachte twee messen vast had, in elke hand één, en daarmee ‘steekbewegingen als in een vechtfilm’ maakte. Daarover heeft echter geen enkele andere getuige verklaard. Ook de aangever niet, terwijl dat wel in de rede zou liggen. Ook de verklaring van een anoniem gebleven getuige geeft enige steun aan de verklaring van de aangever. Deze getuige heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte met een mes zwaaide. Zij heeft echter niet verklaard dat de verdachte daarmee heeft gestoken.
Daar staat tegenover dat ook de verklaring van de verdachte dat er een groep van zo’n zeven personen op hem kwam aflopen, steun vindt in getuigenverklaringen. De eerder genoemde anoniem gebleven getuige heeft verklaard dat de aangever met een grote groep schreeuwend en agressief op de verdachte en zijn gezin kwam aflopen. Meerdere buurtbewoners hebben verklaard dat de aangever met een groep van zeker vijf tot zes personen op de verdachte en zijn zoon afkwamen en dat zij hard op hen hebben ingeslagen met een scooterhelm en stukken hout. Op de plaats waar dit zich zou hebben afgespeeld zijn later door de politie ook stukken hout en een scooterhelm gevonden. Over dit alles heeft de aangever anders verklaard.
Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte de aangever opzettelijk met een mes of een puntig voorwerp heeft gestoken.
Dat betekent dat het aan verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

4.1.
De vordering
[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.842,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 602,- aan materiële schade en € 3.240,- aan immateriële schade.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels moet worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 217,- aan materiële schade en € 2.000,- tot € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus de officier van justitie.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem ten laste is gelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en hem veroordelen in de kosten door de verdachte gemaakt ter verdediging tegen de vordering, welke kosten worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [naam] in de proceskosten gemaakt door de verdachte, begroot op nihil;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.E. Bakels, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2024.