Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
althans een scherp en/of punt voorwerp in de borst en/of de zij, althans het lichaam, te steken;
Rechtbank Den Haag
Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 25 augustus 2021 in Den Haag, waarbij de verdachte de aangever zou hebben gestoken met een mes. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 27 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen, en de raadsman van de verdachte, mr. H. Weisfelt, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de betrokkenen sterk uiteenliepen en dat er geen objectief bewijs was dat de verklaring van de aangever ondersteunde. De aangever had verklaard dat hij door de verdachte was gestoken, terwijl de verdachte ontkende een mes te hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen zowel de verdediging als de aanklacht ondersteunden, maar dat er onvoldoende bewijs was om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de aangever opzettelijk had verwond. Hierdoor kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achten dat de verdachte schuldig was aan de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.