Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Migratie en Asiel, de minister (gemachtigde: S. Faddach).
Procesverloop
Overwegingen
Ambtshalve toetsing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Syrische asielzoeker, eiser, die was overgedragen aan Bulgarije. De minister van Migratie en Asiel had op 24 juli 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De minister heeft de maatregel op 7 augustus 2024 opgeheven, omdat eiser was overgedragen aan Bulgarije.
De rechtbank heeft op 12 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah. De rechtbank beoordeelt of de bewaring van eiser rechtmatig was en of er recht op schadevergoeding bestaat. Eiser stelt dat hij van Syrische nationaliteit is en dat de bewaring onrechtmatig was. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had al een overdrachtsbesluit ontvangen en was niet verschenen bij een eerdere geplande overdracht.
De rechtbank oordeelt dat de zware en lichte gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat een lichter middel, zoals een meldplicht, voldoende zou zijn geweest. De rechtbank komt tot de conclusie dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.