Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Migratie en Asiel, (gemachtigde: S. Faddach).
Procesverloop
Overwegingen
Gronden van de maatregel
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser van Afghaanse nationaliteit. De minister van Migratie en Asiel had op 30 juli 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en eiser had hiertegen beroep ingesteld. De minister heeft de maatregel op 6 augustus 2024 opgeheven, omdat eiser was overgedragen aan Oostenrijk. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gericht op de rechtmatigheid van de bewaring en de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding. Eiser stelde dat hij niet naar Oostenrijk had mogen worden overgedragen, ondanks een claimakkoord van Oostenrijk, en ontkende dat hij een asielverzoek had ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat de minister er vanuit mocht gaan dat er een asielverzoek van eiser in Oostenrijk was, gezien de Eurodac-treffer en de ontvangen Dublinbeschikking. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist en voldoende gemotiveerd waren, en dat de bewaring niet onrechtmatig was geweest.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024, en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.