ECLI:NL:RBDHA:2024:14288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
AWB 22-626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake opvang asielzoeker door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

Op 5 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Verzoekster had op 4 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet verlenen van opvang door het COA en had tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het COA gaf op 13 mei 2022 aan bereid te zijn opvang te verlenen, waarna verzoekster haar verzoek tot voorlopige voorziening introk en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het COA aan verzoekster tegemoet was gekomen door opvang te verlenen, maar dat het COA ten onrechte had aangenomen dat verzoekster in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor studiedoeleinden. Verzoekster had na haar asielaanvraag op 6 en 29 januari 2022 om opvang gevraagd, maar deze was op 30 januari 2022 ten onrechte geweigerd.

De voorzieningenrechter heeft het COA veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op €437,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/626

uitspraak van de voorzieningenrechter van in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 4 februari 2022 beroep ingesteld naar aanleiding van het niet verlenen van opvang bij het COa. Tevens heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, strekkende tot het verlenen van de opvang.
Desgevraagd heeft verweerder bij bericht van 13 mei 2022 aangegeven bereid te zijn de opvang te verlenen aan verzoekster.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het COa aan verzoekster is tegemoetgekomen door aan haar alsnog opvang te verlenen. Uit de stukken volgt namelijk dat verweerder er ten onrechte van uit is gegaan dat verzoekster in het bezit was van een geldige mvv voor studiedoeleinden. Naar onbetwist is gesteld heeft verzoekster – na het indienen van haar asielaanvraag - op 6 en 29 januari 2022 gevraagd om opvang. Uit de aan verzoekster verleende mvv volgt dat deze op dat moment niet langer geldig was. Desondanks is aan verzoekster op 30 januari 2022 nogmaals opvang geweigerd.
3. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5 (licht).

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van €437,50,- (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2024 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.