ECLI:NL:RBDHA:2024:14287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
AWB 22-625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet verlenen van opvang door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

In deze zaak heeft verzoekster, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa), beroep ingesteld tegen het niet verlenen van opvang. Op 4 februari 2022 heeft verzoekster beroep aangetekend en tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Aanvankelijk zijn er onterecht digitale procedures gestart, maar op 28 april zijn papieren dossiers aangelegd. Verzoekster heeft haar beroep op 14 mei 2022 ingetrokken, nadat het COa had aangegeven bereid te zijn opvang te verlenen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoet is gekomen door opvang te verlenen, kan de rechtbank op verzoek van verzoekster het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat het COa ten onrechte heeft aangenomen dat verzoekster in het bezit was van een geldige mvv voor studiedoeleinden. Verzoekster heeft op 6 en 29 januari 2022 om opvang gevraagd, maar deze is op 30 januari 2022 ten onrechte geweigerd.

De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten van verzoekster veroordeeld tot een bedrag van € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/625

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 4 februari 2022 beroep ingesteld naar aanleiding van het niet verlenen van opvang bij het COa. Tevens heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, strekkende tot het verlenen van de opvang. In eerste instantie zijn voor beide rechtsmiddelen ten onrechte digitale procedures gestart. (NL22.1852 en NL22.1856). Op 28 april zijn alsnog papieren dossiers aangelegd (Awb 22/625 en Awb 22/626).
Verzoekster heeft het beroep op 14 mei 2022 ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat verweerder alsnog heeft aangegeven bereid te zijn om opvang aan verzoekster te verlenen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat het COa aan verzoekster is tegemoetgekomen door aan haar alsnog opvang te verlenen. Uit de stukken volgt namelijk dat verweerder er ten onrechte van uit is gegaan dat verzoekster in het bezit was van een geldige mvv voor studiedoeleinden. Naar onbetwist is gesteld heeft verzoekster – na het indienen van haar asielaanvraag - op 6 en 29 januari 2022 gevraagd om opvang. Uit de aan verzoekster verleende mvv volgt dat deze op dat moment niet langer geldig was. Desondanks is aan verzoekster op 30 januari 2022 nogmaals opvang geweigerd.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.