ECLI:NL:RBDHA:2024:14265
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan de eiser. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het besluit van 8 augustus 2024 beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de minister heeft voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiser stelde dat hij niet voldoende was geïnformeerd over de gronden van zijn bewaring, aangezien hem alleen een algemene informatiefolder was verstrekt zonder mondelinge toelichting. De rechtbank oordeelde echter dat de minister niet aan de informatieplicht had voldaan, maar dat dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank concludeerde dat eiser niet feitelijk benadeeld was door de schending van de informatieplicht, omdat hij tijdens het gehoor was geïnformeerd over de gronden van zijn bewaring.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van eiser in overweging genomen, zoals zijn wens om naar Frankrijk te gaan, maar oordeelde dat dit niet tot een ander oordeel kon leiden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.