ECLI:NL:RBDHA:2024:14262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/09/662294 / FA RK 24-1527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over minderjarigen in het kader van een conflictueuze ouderschapssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn drie minderjarige kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 februari 2024 een verzoek ingediend om het gezag van de vader te beëindigen, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflictueuze situatie tussen de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen al geruime tijd onder toezicht staan en dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de opvoeding en verzorging van de kinderen. De vader heeft moeite om zijn emoties te reguleren en handelt vaak primair, wat leidt tot escalaties en een onveilige situatie voor de kinderen. De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent, zodat zij zonder conflicten gezagsbeslissingen kan nemen. De vader blijft echter altijd de ouder van de kinderen en het is van belang dat hij contact met hen houdt. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de vader beëindigd.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/662294 / FA RK 24-1527
Datum uitspraak: 27 augustus 2024

Beschikking van de meervoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag

in de zaak naar aanleiding van het op 28 februari 2024 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2013 in
[geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.L. Schipper-Heikens, gevestigd te: ’s-Gravenhage,

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech, gevestigd te: ’s-Gravenhage,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 februari 2024;
  • de brief van de advocaat van de vader met producties 1 t/m 3 van 12 augustus 2024.
Op 13 augustus 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover ieder een brief gestuurd, die de rechtbank op 5 augustus 2024 van de Raad heeft ontvangen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling nog een tweede brief van [minderjarige 2] aan de rechtbank overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] – met hun goedkeuring – voorgelezen. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
  • De kinderen wonen bij de moeder.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 november 2023 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 10 november 2024.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te beëindigen, zodat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Gedurende het raadsonderzoek heeft de Raad geen grote zorgen opgemerkt over het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen. De moeder biedt de kinderen de veiligheid, stabiliteit en rust die zij nodig hebben. De kinderen ontwikkelen zich leeftijdsadequaat, zien er verzorgd uit en doen het redelijk op school. Positief is verder dat er individuele hulpverlening is ingezet voor de kinderen, zodat zij hun verhaal kwijt kunnen en de ingrijpende gebeurtenissen uit hun leven een plek kunnen geven. De Raad heeft voorafgaand aan de zitting van de gecertificeerde instelling begrepen dat er de afgelopen periode zorgen zijn ontstaan over de gemoedstoestand van [minderjarige 2] . De Raad heeft verder zorgen over het contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de vader. Zij hebben de vrijheid om het contact zelf vorm te geven, maar dit betekent in de praktijk dat zij de vader amper zien. Met name de houding en het gedrag van de vader hebben ervoor gezorgd dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen contact willen met de vader.
[minderjarige 3] ziet de vader om het weekend van vrijdag tot zondag. Het lukt de vader alleen niet altijd om [minderjarige 3] vrijdag op te halen van school en de vader legt de verantwoordelijkheid voor [minderjarige 3] dan bij de moeder.
De Raad heeft verder zorgen over de onderlinge communicatie tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat beslissingen in gezamenlijk overleg te nemen. Beslissingen worden niet of laat genomen omdat de vader niet bereikbaar is of omdat hij het er niet mee eens is. In het kader van de ondertoezichtstelling is er diverse hulpverlening ingezet, maar dit heeft niet voor een blijvende verandering gezorgd. De vader wordt belemmerd door een gebrek aan probleeminzicht en pedagogisch inzicht. Hij handelt veelal primair en verliest daarbij het belang van de kinderen uit het oog.
De Raad meent dat een gezagsbeëindiging ervoor zorgt dat de moeder sneller beslissingen kan nemen en zonder dat dat gepaard gaat met conflicten. Daarmee komt er ook rust en duidelijkheid voor de kinderen en daar zijn zij bij gebaat. De Raad heeft er vertrouwen in dat de moeder de vader zal blijven betrekken en informeren. De Raad benadrukt dat de vader altijd de ouder van de kinderen zal blijven en dat het belangrijk is dat hij contact heeft met de kinderen. De Raad hoopt dat het beëindigen van het gezag er dan ook voor zorgt dat de druk wegvalt en er een positieve omgang kan gaan plaatsvinden tussen de vader en alle drie de kinderen.

De standpunten

De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat de zorgen over met name [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de afgelopen periode zijn toegenomen.
[minderjarige 1] is in meerdere conflictsituaties terechtgekomen met haar ex-vriend. Op aandringen van de moeder heeft [minderjarige 1] dit verteld aan vader. De vader heeft hierop een bericht op social media geplaatst. Daarmee handelt hij niet in het belang van [minderjarige 1] . [minderjarige 1] is aangemeld voor het traject Love Your Mind en daar heeft inmiddels ook een intakegesprek plaatsgevonden.
Het is positief dat het qua opleiding en werk redelijk goed gaat met [minderjarige 1] .
Ten aanzien van [minderjarige 2] zijn er grote zorgen over zijn gemoedstoestand. Hij heeft depressieve gedachten en heeft de afgelopen periode veelvuldig deodorant geïnhaleerd om high te worden. Beide ouders hebben daar zorgen over. Hij verblijft op dit moment tijdelijk bij de partner van vader om even uit de situatie te zijn en tot rust te komen. Naar aanleiding van de zorgen over [minderjarige 2] heeft de jeugdbeschermer met de vader gesproken. De vader heeft in de telefoongesprekken dreigende uitlatingen gedaan jegens de jeugdbeschermer. De gecertificeerde instelling is voornemens daar aangifte van te doen. De gecertificeerde instelling vindt het in het belang van de kinderen dat het gezag van de vader wordt beëindigd. Het lukt de vader niet om het belang van de kinderen voorop te stellen. Daarnaast is de verstandhouding tussen de ouders verstoord en lukt het hen niet om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. De kinderen hebben daar al geruime tijd zichtbaar last van en daar moet een einde aan komen. De kinderen staan in ieder geval nog onder toezicht tot 10 november 2024. De gecertificeerde instelling gaat zich binnenkort beraden of een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk wordt geacht. Daarvoor is van belang of het gezag van de vader wel of niet wordt beëindigd. Mocht het gezag van de vader niet worden beëindigd dan is een verlenging van de ondertoezichtstelling in ieder geval noodzakelijk. Ook indien het gezag van de vader wordt beëindigd kan het zo zijn dat de gecertificeerde instelling een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling indient, omdat de zorgen over de kinderen recent zijn toegenomen en het te pril lijkt om de hulpverlening al over te dragen naar het vrijwillig kader. Het is wel de bedoeling dat de hulpverlening op termijn wordt overgedragen naar het vrijwillig kader.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat eenhoofdig gezag een ingrijpend middel is dat enkel als laatste redmiddel ingezet dient te worden. De vader meent dat daar geen gronden voor zijn. De vader erkent de zorgen over de kinderen. Ook hij maakt zich zorgen over hun ontwikkeling. Ook beaamt hij dat de communicatie tussen de ouders niet optimaal verloopt. De vader geeft echter aan dat het hen op momenten wel degelijk lukt om contact te hebben over de kinderen en tot afspraken te komen. Verder brengt de vader naar voren dat het contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de afgelopen periode is verbeterd. Zij komen meer naar de vader en zijn partner en hebben het dan naar hun zin. De vader heeft trainingen gevolgd voor zijn emotieregulatie en heeft dit ook met goed gevolg afgesloten. Hij is hierdoor rustiger en dat merken de kinderen ook. Volgens de vader is het duidelijk dat de kinderen in een loyaliteitsconflict zitten. Zij zitten klem tussen de ouders en lijken tegen elk van beiden andere dingen te vertellen. Het beëindigen van het gezag van de vader gaat daar geen verandering in brengen. De samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling verloopt moeizaam. De afgelopen jaren zijn er al diverse jeugdbeschermers betrokken geweest bij het gezin en daarnaast heeft de gecertificeerde instelling grote fouten gemaakt. De vader is daarom wantrouwend richting de gecertificeerde instelling. Ook meent de vader dat hij onvoldoende betrokken wordt bij de besluitvorming van de gecertificeerde instelling. Hij staat echter wel met de gecertificeerde instelling in contact en is bereid mee te werken aan hulpverlening. De vader kan zich niet vinden in hetgeen de gecertificeerde instelling naar voren heeft gebracht over dreigende uitlatingen van de kant van vader. De vader heeft zich niet dreigend opgesteld in de recente telefoongesprekken met de jeugdbeschermer. Het klopt dat de vader aan de telefoon boos is geworden. Dat kwam omdat het ging om een gesloten plaatsing van [minderjarige 2] . De vader staat daar absoluut niet achter. Het klopt niet dat hij geen toestemming geeft voor gezagsbeslissingen. Soms is zijn toestemming inderdaad wat vertraagd maar dat heeft ermee te maken dat de vader de juiste keuzes wil maken voor de kinderen en daar tijd voor nodig heeft, bijvoorbeeld ten aanzien van de ADHD-medicatie van [minderjarige 3] . De vader brengt verder naar voren dat hij de intentie heeft om meer bij afspraken over de kinderen aanwezig te zijn. Dit is hem in het verleden niet altijd gelukt. De vader heeft een drukke baan en kan niet altijd vrij nemen. De vader concludeert dat de situatie nog niet optimaal is, maar dat er wel een positieve ontwikkeling is ingezet. Met dat gegeven is er op dit moment dan ook geen noodzaak om tot gezagsbeëindiging over te gaan. Dat geldt zeker ten aanzien van [minderjarige 1] , die over niet al te lange tijd meerderjarig wordt.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. Ook de moeder maakt zich zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Zij vindt het zorgelijk dat hulpverlening niet of te laat tot stand komt omdat de vader niet reageert, niet komt opdagen of een ander idee heeft dan de andere betrokkenen. De moeder denkt niet dat de communicatie tussen de ouders nog structureel verbeterd kan worden. Het lukt hen incidenteel om informatie uit te wisselen zonder ruzie te maken, maar er hoeft maar iets kleins te gebeuren en dan escaleert het weer. Dit leidt soms zelfs tot fysieke escalaties. Het is vervolgens niet meer mogelijk om gezagsbeslissingen te nemen. Volgens de moeder is dit een onhoudbare situatie die de ontwikkeling van de kinderen alleen maar belemmert. In het kader van de ondertoezichtstelling is er diverse hulpverlening ingezet. Het is alleen niet gelukt om de patronen bij vader te doorbreken. De vader heeft geen inzicht in hoe zijn houding en uitingen op anderen overkomen. Het is dan ook nodig dat het gezag van de vader wordt beëindigd zodat de moeder voortaan alleen gezagsbeslissingen kan nemen. De moeder heeft zelf ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sporadisch contact hebben met de vader. De afgelopen periode gaan ze wat vaker naar de vader, maar dat heeft meer te maken met de partner van vader met wie zij het goed mee kunnen vinden. [minderjarige 2] verblijft op dit moment met toestemming van de moeder bij de partner van vader, zodat hij even tot rust kan komen en weg is van zijn vrienden. De moeder heeft door de recente gebeurtenissen grote zorgen over zijn veiligheid en zij wil alles doen om hem te beschermen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder van wie het gezag wordt beëindigd als de minderjarige over wie het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Op grond van artikel 8 EVRM geldt ten slotte dat, indien het doel van een gezagsbeëindiging met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van deze maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (subsidiariteit en proportionaliteit).
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en overweegt daartoe als volgt. De kinderen zijn bij beschikking van 18 oktober 2019 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling omdat zij ernstig te lijden hadden onder de voortdurende strijd tussen de ouders, waarbij de kinderen veelvuldig getuige waren van escalaties en ook actief betrokken werden in de strijd. De kinderen hadden zichtbaar last van de conflictueuze verstandhouding tussen de ouders en zaten volledig klem. Gedurende de ondertoezichtstelling is hulpverlening ingezet om de onderlinge communicatie tussen de ouders te verbeteren, zodat zij samen in het belang van de kinderen tot afspraken konden komen en zelfstandig in staat zouden zijn om invulling te geven aan hun gezamenlijk gezag. Dit heeft geen voldoende positief resultaat opgeleverd. Inmiddels staan de kinderen al jaren onder toezicht. Het lukt de ouders echter nog altijd niet om samen (tijdig) beslissingen te nemen over de kinderen. De houding en het gedrag van de vader hebben er de afgelopen jaren voor gezorgd dat hulpverlening niet van de grond kwam of voortijdig beëindigd moest worden. Het lukt de ouders weliswaar om af en toe op een neutrale wijze met elkaar te communiceren, maar veel vaker leidt onderlinge communicatie tot spanningen en (fysieke) escalaties. De kinderen zijn getuige van deze conflicten en onrust en verkeren al jaren in een loyaliteitsconflict. De rechtbank heeft daarbij grote zorgen over het aandeel van de vader hierin, die moeite heeft om zijn emoties op een adequate wijze te reguleren. De vader reageert veelal primair en verliest hierbij de belangen van de kinderen uit het oog.
De vechtpartij waarbij [minderjarige 1] recent betrokken was en de op social media door de vader geplaatste reactie toont dat aan. De rechtbank vindt het verder heel zorgelijk dat individuele hulpverlening voor de kinderen de afgelopen jaren niet of moeizaam van de grond is gekomen omdat de vader hier geen toestemming voor verleende of pas heel laat zijn toestemming gaf. De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij beslissingen over de kinderen weloverwogen wilde nemen en daardoor de tijd nam om er goed over na te denken. De rechtbank overweegt dat het op de weg van de vader had gelegen om dit dan ook kenbaar te maken, zich actief te laten informeren over bepaalde beslissingen en deel te nemen aan afspraken en evaluaties over de kinderen. De vader heeft dat echter nagelaten, heeft telkens te veel tijd laten verstrijken en heeft de moeder ook geen deelgenoot gemaakt van zijn gedachten over de te nemen beslissing, laat staan ruimte gelaten om daarover constructief het gesprek aan te gaan. Dit heeft er mede toe geleid dat de ontwikkeling van de kinderen stagneerde. Daarmee toont de vader aan dat hij onvoldoende in het belang van de kinderen denkt en handelt.
De rechtbank is al met al van oordeel dat de vader niet in staat is om de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De rechtbank leidt uit de stukken en het onderzoek van de Raad verder af dat het de vader de afgelopen jaren niet is gelukt om te profiteren van de geboden hulpverlening en een voldoende stabiele en veilige opvoeder voor de kinderen te zijn. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de moeder het gezag over de kinderen voortaan alleen uitoefent, zodat zij gezagsbeslissingen voortaan alleen kan nemen. Anders dan door de vader naar voren is gebracht ziet de rechtbank wel degelijk noodzaak om ook het gezag van vader over [minderjarige 1] te beëindigen. Hoewel [minderjarige 1] binnen één jaar meerderjarig zal worden, moeten er de komende periode beslissingen worden genomen omtrent praktische zaken aangaande haar meerderjarigheid. Daarnaast kan het door de recent toegenomen zorgen over haar ontwikkeling ook zomaar zo zijn dat er nog (extra) hulpverlening voor haar ingezet moet worden. Het is juist vanwege haar naderende meerderjarigheid van belang dat dergelijke beslissingen voortvarend genomen kunnen worden.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader dan ook toewijzen. Deze beslissing neemt niet weg dat de vader altijd de ouder van de kinderen blijft en dat hun ouder-kind band ook in de toekomst behouden moet blijven. De rechtbank vertrouwt erop dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen zal faciliteren – voor zover de kinderen dat niet zelf kunnen – en de vader op de hoogte zal houden van het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader:
-
[de vader], geboren op [geboortedatum 4] 1983 in [geboorteplaats] ;
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2013 in
[geboorteplaats] ,
zodat het ouderlijk gezag voortaan alleen toekomt aan de moeder;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024 door mr. M.H. Rochat, mr. M.P. Meeuwisse en mr. J.C. van den Dries, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.