In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Ghanese nationaliteit. De minister van Migratie en Asiel had op 25 juli 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de bewaring beoordeeld en vastgesteld dat de eerdere maatregel van bewaring van 20 juli 2024 een gebrek vertoonde, maar dat dit gebrek niet doorwerkte naar de huidige maatregel. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, omdat de eerdere maatregel niet langer dan één dag onrechtmatig was voortgezet. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist en voldoende gemotiveerd waren. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 augustus 2024.