In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Euro Werk Aanneembedrijf B.V. en een werkneemster over de geldigheid van een concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. De werkneemster was van 1 januari 2022 tot 30 november 2023 in dienst bij Euro Werk en had een concurrentiebeding dat haar verbood om gedurende 24 maanden na beëindiging van het dienstverband in een concurrerende onderneming te werken. Euro Werk vorderde dat de werkneemster zich aan dit beding zou houden en eiste een boete van € 25.000,- voor overtreding van het beding, alsook schadevergoeding. De werkneemster betwistte de overtreding en vorderde vernietiging van de bedingen, omdat deze haar belemmerden in het vinden van werk.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 werd geen schikking bereikt. De kantonrechter oordeelde dat de concurrentie- en relatiebedingen in beginsel geldig waren, maar gedeeltelijk vernietigd moesten worden vanwege een te lange looptijd en een gebrek aan geografische beperking. De kantonrechter matigde de boete tot € 7.500,- en verklaarde dat de werkneemster zich voor de resterende periode aan de bedingen moest houden. De vordering van Euro Werk tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Beide partijen werden in de proceskosten in het gelijk en ongelijk gesteld, waardoor de kosten werden gecompenseerd.