ECLI:NL:RBDHA:2024:1419
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van bewaring ex artikel 59 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000
Op 18 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende vreemdeling, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 behandeld, waarbij eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam en zijn gemachtigde in Groningen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot 17 november 2023. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Eiser heeft geen acties ondernomen om zijn terugkeer naar Gambia te bevorderen, wat zijn situatie heeft beïnvloed. De rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting bestaat en dat de staatssecretaris niet verplicht was om een verzwaarde belangenafweging te maken, aangezien de termijn van zes maanden nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de claim van mensenhandel en de vertraging in de uitzetting, niet gegrond bevonden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om de bewaring op te heffen of de grondslag te wijzigen. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.