ECLI:NL:RBDHA:2024:14117
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-regeling
Op 5 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.P.E.M. Pover, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie had echter op 15 juli 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-regeling.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, zaaknummer NL24.28357, had de rechtbank het aan het verzoek verbonden beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken en zijn gemachtigde had verklaard sinds 22 juli 2024 geen contact meer te hebben gehad met de verzoeker.
Gelet op deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de verzoeker geen belang meer heeft bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening. Daarom is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.