Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een staatloze asielzoeker. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. G.M.H. Vriesde, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 15 augustus 2024 is genomen. In dit besluit werd aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet. Eiser stelt staatloos te zijn en heeft een asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft de bewaring noodzakelijk geacht voor de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2024 in Breda heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij betwistte dat de zware gronden voor bewaring van toepassing zijn. De rechtbank heeft overwogen dat de gronden 3a en 3b feitelijk juist zijn, omdat eiser niet beschikte over een geldig paspoort of visum en zich niet heeft gemeld bij de autoriteiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiser en dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de toepassing van detentie in het vreemdelingenrecht, vooral in gevallen van staatloosheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat de gronden voor bewaring voldoende waren onderbouwd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze beslissing mogelijk binnen een week na bekendmaking.