ECLI:NL:RBDHA:2024:14109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
NL24.33506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan de eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring, opgelegd op 25 augustus 2024, was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op dezelfde dag als de oplegging van maatregel 2, er eerder een maatregel (maatregel 1) was opgelegd, die niet was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat het voor een vreemdeling duidelijk moet zijn op welke grondslag hij in bewaring wordt gesteld. Het feit dat er op hetzelfde moment twee maatregelen met verschillende grondslagen aan eiser zijn opgelegd, maakt de grondslag van maatregel 2 onduidelijk. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat maatregel 2 onrechtmatig is en dat het beroep gegrond is.

De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat eiser al volledig was gecompenseerd voor de onrechtmatige detentie op grond van maatregel 1. Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,00. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, en mr. P. Bruins, griffier, en is bekendgemaakt op rechtspraak.nl op 4 september 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.33506
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Boone),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 25 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd (maatregel 2).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Benkrita. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] .
2. Maatregel 2 is opgelegd op 25 augustus 2024, om 17:05 uur. Eerder is op dezelfde dag om 11:35 uur een maatregel op grond van artikel 59a van de Vw (maatregel 1) opgelegd.
3. Bij uitspraak van heden (NL24.33505) heeft de rechtbank geoordeeld dat maatregel 1 op het moment van oplegging van maatregel 2 niet is opgeheven, maatregel 1 van aanvang af onrechtmatig verklaard en de minister bevolen om die maatregel op te heffen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat maatregel 2 niet aan eiser mocht worden opgelegd. Het moet een vreemdeling duidelijk zijn op welke grondslag hij in bewaring wordt gesteld, en dit verdraagt zich niet met de omstandigheid dat op hetzelfde moment twee maatregelen met verschillende grondslagen aan eiser zijn opgelegd.
5. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat maatregel 2 van aanvang aan onrechtmatig is. De overige beroepsgronden kunnen daarom onbesproken blijven.
6. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf vandaag onrechtmatig.
7. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag.
8. De rechtbank heeft de bewaring ingevolge maatregel 1 al onrechtmatig bevonden, en eiser voor de volledige periode van die maatregel schadevergoeding toegekend. Omdat de duur van maatregel 1 zich over dezelfde periode uitstrekt als die van maatregel 2, is de rechtbank van oordeel dat eiser al volledig is gecompenseerd voor de onrechtmatige detentie op grond van maatregel 2. Het verzoek om schadevergoeding wordt in deze zaak daarom afgewezen.
9. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt door publicatie op rechtspraak.nl op:
04 september 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.