ECLI:NL:RBDHA:2024:14089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
09/292164-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en vernieling met gedragsaanwijzing

Op 5 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreiging met zware mishandeling, en vernieling. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner, [naam 1], door haar te stalken via telefoontjes, sms-berichten en het vernielen van haar eigendommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 21 december 2022 herhaaldelijk contact heeft gezocht met [naam 1] en haar buurman, [naam 2], en daarbij ook dreigende boodschappen heeft verstuurd. De verdachte heeft zich bovendien niet gehouden aan een gedragsaanwijzing die hem verbood zich binnen 200 meter van de woning van [naam 1] te bevinden. Tijdens de zittingen op 18 april 2023 en 22 augustus 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van enkele punten waarop de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [naam 1] en [naam 2].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/292164-22, 09/166731-21, 09/278355-22 en 09/279500-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 5 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1956 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 april 2023 en 22 augustus 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.R. Mantz naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/292164-22 (hierna: dagvaarding I)
1
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 21 december 2022 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] ,
door
- het veelvuldig bellen en/of app-en en/of sms-en naar haar en/of haar buurman [naam 2]
en/of
- het zich op te houden in de buurt van de woning van haar en/of
- het plegen van vernieling(en) (te weten haar raam en/of kerstversiering) en/of
- het sturen van brieven en/of enveloppen
met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 9 november 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te ’s-Gravenhage [naam 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd
(via (sms-)berichten): "dood hoef je niet maar wel zwaar invalide";
4
hij op of omstreeks 9 november 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 09/166731-21 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 25 juni 2021 te 's-Gravenhage [naam 1] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak [naam 2] dood en ik maak haar dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 09/278355-22 (hierna: dagvaarding III)
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te ’s-Gravenhage [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die die [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, ik snijd je open, schiet je dood" en/of "Val dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 09/279500-22 (hierna: dagvaarding IV)
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 oktober 2022 gegeven door de officier van justitie te Den Haag kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet op mag houden binnen een straal van 200 meter van de woning aan de [adres 2] , [postcode 2] in ’s-Gravenhage door zich binnen die genoemde straal te bevinden;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 4 van dagvaarding I en de feiten van dagvaarding II en dagvaarding IV wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het feit dat onder dagvaarding III ten laste is gelegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 3 en 4 van dagvaarding I en het feit van dagvaarding IV wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van feit 2 van dagvaarding I en vrijspraak van de feiten van dagvaarding II en III bepleit.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot feit 2 van dagvaarding I en het feit van dagvaarding III van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Er bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om bewezen te verklaren dat de verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor feit 3 van dagvaarding I en het feit van dagvaarding IV met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023025557, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 141).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 april 2023.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 10 november 2022 (p. 49-62).
Ten aanzien van dagvaarding IV:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld –bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022326172, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 12).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 april 2023.
2. Het proces-verbaal van aanhouding (inclusief een kopie van de gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv), opgemaakt op 30 oktober 2022 (p. 3-6).
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023025557, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 141).
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 7 nov. 2022, voor zover inhoudende (p. 30-34):
Ik doe aangifte tegen mijn ex vriend [de verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1956. Hij stalkt
mij telefonisch (bellen en SMS-en) en hij schuift enveloppen waar hij op heeft
geschreven onder mijn voordeur door. Ook staat hij vaak buiten op straat tegenover
mijn balkon. [de verdachte] belt mij vrijwel dagelijks. Hij belt dan op een dag wel 10 tot 20 keer. Ik heb op mijn telefoon opgeslagen dat hij gebeld heeft. Hij heeft namelijk meerdere telefoonnummers. Nummers die ik van hem heb zijn [telefoonnummer 1] [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] . [de verdachte] heeft een tijd lang veel SMS berichten naar mij gestuurd. Hij stuurde SMS berichten via de eerder genoemde telefoonnummers. Ik heb 17 enveloppen meegenomen. Dit zijn lege enveloppen waar door [de verdachte] aan beiden kanten van de envelop is geschreven. De eerste 5 á 6 weken sinds het begin van het stalken belde [de verdachte] vaak ‘s nachts aan. Als ik dan in de gang keek zag ik dat hij zo’n envelop onder mijn voordeur had geschoven.
[de verdachte] heeft de kerstversiering op de galerij vernield. Dit heeft hij twee keer gedaan. De kerstversiering, onder andere takken, kransen en lampjes, heeft hij letterlijk van de muur afgerukt en geslagen. Via de opname van de beveiligingscamera van de ingang en nooduitgang van de flat is door de huismeester en de wijkagent gezien dat kort voor ik [de verdachte] de kerstversiering hoorde vernielen hij via de hoofdingang met een sleutel binnen kwam en kort nadat ik hem de kerstversiering hoorde vernielen hij via de nooduitgang de flat verliet. Hij heeft een stop gesprek gehad. Hij mocht niet meer in mijn buurt komen en geen contact meer met mij opnemen. Hierna is [de verdachte] toch weer een keer gekomen. Ik heb toen weer de politie gebeld. Hij is toen weer aangehouden. Hierna kreeg hij het verbod om zich binnen 200 meter van mijn woning te bevinden. Hij mag dan niet voor mijn balkon staan. Dat deed hij daarna toch weer, waarna hij wederom werd opgepakt door politie in een burgerauto. Ik doe aangifte tegen [de verdachte] omdat ik [naam 3] dat hij stopt mij lastig te vallen. Ik voel mij door hem bedreigd. Doordat ik stelselmatig telefoontjes, SMS berichten en brieven krijg, en [de verdachte] vaak in de straat voor mijn balkon is raak ik erg gestrest. Ik huil veel. Ik voel mij thuis opgesloten.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 november 2022, voor zover inhoudende (p. 41):
In haar aangifte verklaart aangeefster [naam 1] dat ze in totaal 17 (zeventien) brieven
heeft ontvangen van haar ex-partner [de verdachte] . Ik, verbalisant, heb de brieven onderzocht, Ik zag dat het inderdaad 17 (zeventien) brieven betroffen, welke geschreven waren op oude enveloppen. Ik heb de inhoud van de brieven gelezen, Kort komt de inhoud van de brieven op het volgende neer:
- Dat [de verdachte] haar mist en dat hij graag wat van haar hoort;
- Dat aangeefster trots moet zijn op [de verdachte] , dat hij zijn eigen geld verdiend en dat ze
in de relatie niets te kort kwamen;
- Dat aangeefster moet stoppen om [de verdachte] zwart te maken, anders gaat hij een rechtszaak aanspannen;
- Dat aangeefster iedereen in de problemen brengt en dat ze een leugenaar is;
- Dat aangeefster geen recht heeft op bestaan en dat ze een enkele reis hel moet
nemen;
- Dat aangeefster geen berouw toont en dat hij aangifte tegen haar gaat doen.
3. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 10 nov. 2022, voor zover inhoudende (p. 49-62):
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik vermoed dat de bedreigingen worden gedaan door de ex-partner van mijn buurvrouw. Ik ken hem als [de verdachte] . Ik ontving het eerste bericht van nummer: [telefoonnummer 3] . Ik vermoed dat deze berichten komen Van [de verdachte] omdat hij het eerste bericht eindigde met "grtjes [de verdachte] ". Hij had het constant over [naam 1] en beledigde haar. Op 30 oktober 2022 ontving ik bedreigende berichten en op dinsdag 01 november 2022 ontving ik bedreigende berichten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 november 2022, voor zover inhoudende (p. 86-118):
Ik, verbalisant, heb op 11 oktober 2022 een stopgesprek gevoerd met [de verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1956.
5. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 10 nov. 2022, voor zover inhoudende (p. 6-13):
Op 9 november bevonden wij ons in uniform in een onopvallend voertuig op de [straatnaam] te Den Haag. Wij stonden te wachten om een strafbare handeling waar te nemen en hierdoor de ex-partner aan te houden. Het ging om: [de verdachte] geboren [geboortedag 1] -1956 te [geboorteplaats] .
Wij zagen dat [de verdachte] naar de woning liep van zijn ex-partner, aangeefster, [naam 1] . Wij zagen dat [de verdachte] een groot voorwerp in zijn handen had. Wij zagen dat [de verdachte] dit voorwerp tegen de woning gooide. Wij hoorde een hard barstend geluid en zagen dat [de verdachte] vervolgens terug naar zijn auto rende.
6. Het proces-verbaal van bevindingen (inclusief screenshots van whatsapp gesprekken tussen [naam 1] en [de verdachte] ), opgemaakt op 18 december 2022, voor zover inhoudende (p. 6-23):
Wij bevonden ons op de [adres 3] te 's-Gravenhage waar wij in gesprek gingen met de bewoonster, [naam 1] . Ik vroeg of ik de berichten mocht zien die [de verdachte] had gestuurd. [naam 1] gaf mij haar telefoon. Ik zag op de telefoon een gesprek tussen [naam 1] en [de verdachte] . Ik zag dat het telefoonnummer van [de verdachte] [telefoonnummer 4] was. Ik zag dat [de verdachte] verschillende foto's naar [naam 1] had gestuurd. Ik zag dat twee van deze foto's, foto's van hemzelf waren. Ik herkende de persoon op de foto's als [de verdachte] . De uiterlijke kenmerken van deze persoon kwamen exact overeen met de foto van [de verdachte] uit de strafrechtketendatabank (SKDB).
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 december 2022, voor zover inhoudende (p. 21-23):
Ik zag dat er bij de whatsapp berichten waar eerder geen datum stond er nu wel een
datum te zien was. Ik zag dat de datum 14 december 2022 betrof.
Ten aanzien van feit 4:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 10 november 2022, voor zover inhoudende (p. 42-47):
Ik doe aangifte van vernieling. Ik zat rustig op de bank televisie te kijken en ik hoorde een harde knal. Ik kan de knal niet goed beschrijven het klonk als een kurk die uit een fles werd getrokken.
2. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 10 nov. 2022, voor zover inhoudende (p. 6-13):
Op 9 november bevonden wij ons in uniform in een onopvallend voertuig op de [straatnaam] te Den Haag. Wij stonden te wachten om een strafbare handeling waar te nemen en hierdoor de ex-partner aan te houden. Het ging om: [de verdachte] geboren [geboortedag 1] -1956 te [geboorteplaats] .
Wij zagen dat [de verdachte] naar de woning liep van zijn ex-partner, aangeefster, [naam 1] . Wij zagen dat [de verdachte] een groot voorwerp in zijn handen had. Wij zagen dat [de verdachte] dit voorwerp tegen de woning gooide. Wij hoorde een hard barstend geluid en zagen dat [de verdachte] vervolgens terug naar zijn auto rende.
Ten aanzien van dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023025557, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (pagina 1 t/m 29).
1. Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] , opgemaakt op 25 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 9-22):
Ik word bedreigd met de dood door mijn ex [de verdachte] . Op 25 juni 2021 stond [de verdachte] weer bij mijn voordeur. Ik woon op de [adres 3] in Den Haag. Ik hoorde [de verdachte] schreeuwen bij mijn voordeur. Ik hoorde hem schreeuwen: ‘Ik ga [naam 2] doodmaken met wie je vreemd bent gegaan!' Hierop heb ik de huismeester [naam 3] gebeld voor hulp omdat ik bang was en vreesde voor mijn leven. [naam 3] heeft [de verdachte] weg gekregen bij mijn voordeur. Nadat [de verdachte] weg was kwam [naam 3] bij mij langs. Ik hoorde [naam 3] zeggen dat [de verdachte] mij dood wilde maken.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , opgemaakt op 25 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 23-25):
Op 25 juni 2021 was ik als huismeester werkzaam en bevond ik mij op de [adres 3] , bij [naam 1] . Ik hoorde ineens dat de bel ging en ik zag en hoorde dat [naam 1] vroeg wie er voor de deur stond. Ik vernam van [naam 1] dat het [de verdachte] was. Ik ben vervolgens het gesprek aan gegaan met [de verdachte] . Ik hoorde dat [de verdachte] zei dat hij met [naam 1] wilde praten. Ik hoorde dat [naam 1] dit niet wilde. Ik ben vervolgens met [de verdachte] naar beneden gegaan. Eenmaal buiten hoorde ik [de verdachte] zeggen, "Ik maak [naam 2] dood en ik maak haar dood".
3.6.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
De verdachte heeft in een periode van ongeveer twee en een halve maand [naam 1] en haar buurman [naam 2] veelvuldig gebeld, geappt en sms berichten gestuurd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich heeft opgehouden in de buurt van de woning van [naam 1] , haar raam en kerstversiering heeft vernield en haar brieven en enveloppen heeft gestuurd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte door dit handelen [naam 1] heeft belaagd in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Juridisch kader
Van belaging, ook wel ‘stalking’ genoemd, is sprake als wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk word gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon om diegene te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of daarvan sprake is, zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Wederrechtelijkheid
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de handelingen van de verdachte de wederrechtelijkheid ontbreekt, omdat de aangeefster zelf diverse keren contact heeft opgezocht met de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de aangeefster ook contact heeft opgenomen met de verdachte de wederrechtelijkheid van diens handelen niet wegneemt. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verdachte na het stopgesprek van 11 oktober 2024 had moeten beseffen dat hij geen contact meer met [naam 1] mocht hebben, dus ook niet als zij contact met hem zou zoeken. De verdachte is na 11 oktober 2024 doorgegaan met het herhaaldelijk ongewenst contact opnemen met [naam 1] . Daarnaast heeft hij zich ook weer in de omgeving van haar woning opgehouden, waardoor er op 29 oktober 2024 een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is opgelegd aan de verdachte. Deze gedragsaanwijzing heeft de verdachte er echter ook niet van weerhouden om zich op te houden in de buurt van haar woning.
De gedragingen van de verdachte waren wederrechtelijk, nu de wijze waarop hij contact heeft gezocht met [naam 1] in strijd is geweest met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht, gelet op de aard, de duur, de frequentie, en in het bijzonder de inhoud van de door hem verstuurde berichten.
Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
De verdachte heeft veelvuldig app- en sms berichten naar [naam 1] gestuurd en haar meermaals gebeld. Daarnaast heeft hij zich ook meerdere keren opgehouden in de buurt van haar en heeft hij ook vernielingen aangericht aan en rondom haar woning. [naam 1] heeft in haar aangifte uiteengezet dat zij zich door de hele situatie angstig heeft gevoeld en dat zij een beperking van haar persoonlijke vrijheid heeft ervaren door het handelen van de verdachte.
Opzet en oogmerk
Uit voornoemde omstandigheden blijkt ook dat de verdachte deze inbreuk opzettelijk heeft gemaakt en dat die door de verdachte is gedaan met het oogmerk om [naam 1] te dwingen iets niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Stelselmatigheid
Naar het oordeel van de rechtbank is, op basis van het voorgaande, van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] sprake. Aangezien de verdachte op 11 oktober 2022 een stopgesprek heeft gehad en daarna is doorgegaan met zijn handelen, acht de rechtbank bewezen dat de belaging vanaf die datum heeft plaatsgevonden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het onder 1 van dagvaarding I ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
1
hij in de periode van
11 oktober 2022tot en met 21 december 2022 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] ,
door
- het veelvuldig bellen en appen en sms-en naar haar en haar buurman [naam 2] en
- zich op te houden in de buurt van de woning van haar en
- het plegen van vernielingen (te weten haar raam en kerstversiering) en
- het sturen van brieven en enveloppen
met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
3
hij op 30 oktober 2022 te ’s-Gravenhage [naam 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd (via sms-berichten): "dood hoef je niet maar wel zwaar invalide";
4
hij op 9 november 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam, dat geheel aan [naam 1] toebehoorde, heeft vernield;
Ten aanzien van dagvaarding II
hij op 25 juni 2021 te 's-Gravenhage [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak [naam 2] dood en ik maak haar dood";
Ten aanzien van dagvaarding IV
hij op 30 oktober 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 oktober 2022 gegeven door de officier van justitie te Den Haag kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet op mag houden binnen een straal van 200 meter van de woning aan de [adres 2] , [postcode 2] in ’s-Gravenhage door zich binnen die genoemde straal te bevinden;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag, een contactverbod met [naam 1] en [naam 2] , meewerken aan middelencontrole en een locatieverbod van 200 meter rondom het adres [adres 3] , [postcode 2] te ’s-Gravenhage. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, maar heeft de rechtbank wel verzocht om geen contactverbod met [naam 1] op te leggen, omdat zij zelf herhaaldelijk contact zoekt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een belaging van zijn ex-partner [naam 1] . Hij heeft herhaaldelijk ongewenst contact met haar en haar buurman [naam 2] gezocht door te bellen en app- en sms berichten te sturen. Dit, terwijl er een stopgesprek heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de verdachte haar ook brieven en enveloppen gestuurd, zich opgehouden in de buurt van haar woning en vernielingen gepleegd aan haar raam en kerstversiering. Deze handelingen hebben een grote impact gehad op het dagelijks leven en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Zij geeft in haar aangifte aan dat zij zich door de verdachte bedreigd voelt en dat zij door het herhaaldelijke ongewenste contact veel stress en emoties heeft ervaren.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling jegens [naam 2] en een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens [naam 1] . Dergelijk handelen veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid bij de direct betrokkenen. Te meer omdat deze bedreigingen niet los kunnen worden gezien van de gehele situatie rondom de belaging van [naam 1] .
Tot slot heeft de verdachte opzettelijk gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft [naam 1] stelselmatig belaagd en heeft zich meermaals opgehouden in de buurt van haar woning en is daarmee doorgegaan nadat hij deze gedragsaanwijzing opgelegd had gekregen. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen geen enkel respect getoond voor de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] , maar ook heeft hij door het overtreden van de gedragsaanwijzing het openbaar gezag (te weten dat de officier van justitie) miskend.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 augustus 2024. Op het strafblad staan onder meer veroordelingen voor bedreiging en overtreding van een huisverbod.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek door dr. J. van der Meer, psychiater, van 2 augustus 2024 en een psychologisch onderzoek door dr. R.A.R. Bullens, (NRGD-geregistreerd) klinisch psycholoog, van 2 augustus 2023. Uit deze onderzoeken volgt dat er bij de verdachte sprake is van een ‘andere disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedagsstoornis’. Daarnaast oordelen zij dat er sprake kan zijn van een aandacht deficiëntie-/hyperactiviteit stoornis en/of een bipolaire I stoornis. De diagnostiek die ziet op de persoonlijkheid van de verdachte wordt uitgesteld, waarbij wel gesteld kan worden dat er antisociale persoonlijkheidskenmerken bij de verdachte aanwezig zijn.
Deze psychische stoornis, in combinatie met de problemen in de regulatie van impulsen, verklaren de bedreigingen die de verdachte heeft geuit aan [naam 1] en [naam 2] , immers ontstaat er bij de verdachte onder bepaalde omstandigheden agressie en boosheid. De psychiater en psycholoog adviseren om de tenlastegelegde bedreigingen in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Over de toerekenbaarheid van de belaging (dagvaarding I, feit 1) en de vernieling (dagvaarding I, feit 4) kunnen zij geen conclusie trekken, aangezien de verdachte deze feiten heeft ontkend. Daarnaast adviseren zij om bij een veroordeling de verdachte ambulant te laten behandelen, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, om zo het recidivegevaar in te perken.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 30 juli 2024, waaruit volgt dat sprake is van een gemiddeld recidiverisico. De reclassering kan zich vinden in de conclusies van de psychiater en psycholoog. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een contactverbod met [naam 1] .
De straf
De rechtbank acht alles overwegende een gevangenisstraf zoals geëist passend en geboden. Hierbij volgt de rechtbank het advies van de psychiater en psycholoog en zal het bewezenverklaarde in verminderde mate toerekenen aan de verdachte. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot 240 dagen gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht (105 dagen), waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het onvoorwaardelijk deel van de straf is gelijk aan het ondergane voorarrest. Daar zullen aan worden verbonden de bijzondere voorwaarden: een contactverbod met [naam 1] , een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij de Waag en een locatieverbod dat ziet op het gebied met een straal van 200 m rondom de woning van [naam 1] . Dit om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en zal de bijzondere voorwaarden daarom dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 275,-, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 275,- aan immateriële schade.
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.260, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 60,- aan materiële schade en € 2.200,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[naam 2] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie concludeert tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij
[naam 1] voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade en tot toewijzing van de
vordering van de benadeelde partij voor zover deze betrekking heeft op de immateriële
schade, waarbij de officier van justitie zich voor de hoogte van de schadevergoeding
refereert aan het oordeel van de rechtbank, vermeerderd met de wettelijke rente en met
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2] aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman verzoekt de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 van dagvaarding I bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post immateriële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 oktober 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57, 63, 184a, 285, 285b, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 van dagvaarding I ten laste gelegde feit en het ten laste gelegde feit van dagvaarding III heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten van dagvaarding I en de ten laste gelegde feiten van dagvaarding II en dagvaarding IV heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
belaging;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van dagvaarding II:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van dagvaarding IV:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
135 (HONDERDVIJFENDERTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1958, wonende te: [adres 3] , [postcode 2] te [woonplaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen een straal van 200m van het woonadres van [naam 1] , [adres 3] , [postcode 2] te [woonplaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
verklaart bovenstaande bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar.
de vorderingen van de benadeelde partijen
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] deels toe tot een bedrag van € 60,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 60,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. S. Bosmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Melieste, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2024.