ECLI:NL:RBDHA:2024:14060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende vreemdeling. Eiser was op 5 augustus 2024 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd. Tijdens de zitting op 28 augustus 2024 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure, aangezien hij al meer dan drie weken in detentie zat zonder dat er een gesprek met het IOM had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld, gezien de stappen die waren ondernomen voor de uitzetting van eiser. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.