In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 augustus 2024, worden de beroepen van eisers, een Algerijns gezin, tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen afgewezen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen, samen met verzoeken om voorlopige voorzieningen, op 23 augustus 2024 behandeld.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. Eisers hebben aangevoerd dat de belangen van hun minderjarige kinderen onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in zijn besluiten voldoende rekening heeft gehouden met het welzijn en de sociale ontwikkeling van de kinderen, met name de medische situatie van de jongste dochter, die een ernstige oogafwijking heeft.
De rechtbank wijst erop dat de minister niet verplicht is om de aanvragen zelf te behandelen, maar dat hij wel de bevoegdheid heeft om dit te doen indien er bijzondere omstandigheden zijn. De rechtbank stelt vast dat de minister in dit geval zijn beleid correct heeft toegepast en dat de belangen van de kinderen niet zijn miskend. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling zijn genomen. De eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.