ECLI:NL:RBDHA:2024:14028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
09/050018-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 84-jarige verdachte voor oplichting van meerdere personen met een totaalbedrag van ruim € 500.000,-

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een 84-jarige verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan vijf jaar schuldig gemaakt aan oplichting van zes (rechts)personen, waarbij hij in totaal meer dan € 500.000,- heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers heeft misleid door hen te laten geloven dat hij aanspraak kon maken op grote leningen en investeringen, waarvoor zij geld aan hem moesten overmaken. De verdachte heeft zich voorgedaan als medewerker van niet-bestaande bedrijven en banken, en heeft valse documenten gebruikt om zijn slachtoffers te overtuigen. Tijdens de zitting op 21 augustus 2024 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de hoge leeftijd en gezondheid van de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de financiële schade voor de slachtoffers een zware straf rechtvaardigen. De verdachte heeft geen blijk gegeven van schuldbesef en heeft zijn slachtoffers herhaaldelijk bedrogen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte financieel zijn gedupeerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/050018-21
Datum uitspraak: 4 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1940 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. den Haan en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R. Zantman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 1, primair, en onder de feiten 2 tot en met 6, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de
bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Feiten 1, 2, en 5
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte vele (grote) bedragen heeft ontvangen van verschillende aangevers. Wat betreft de feiten 1, 2 en 5 heeft de verdachte deze bedragen onder meer ontvangen door de aangevers een overeenkomst met [bedrijf 1] voor te spiegelen. In deze overeenkomst staat dat de verdachte aanspraak kan maken op 10 miljoen Amerikaanse dollars. Uit niets blijkt echter dat de verdachte dit bedrag heeft ontvangen of er anderszins vanuit mocht gaan dat hij daadwerkelijk aanspraak kon maken op dit bedrag. Integendeel, uit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 1] niet traceerbaar was en dus kennelijk niet bestond ten tijde van het plegen van de feiten. Desalniettemin heeft de verdachte de aangevers geld laten overmaken door te verwijzen naar het geld dat hij van [bedrijf 1] zou krijgen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat hij driemaal hetzelfde verhaal heeft verteld tegen drie verschillende aangevers, maar op totaal andere tijdstippen die maanden uit elkaar lagen. De verdachte moet dus hebben geweten dat hij helemaal geen aanspraak kon maken op deze tien miljoen dollar en hij heeft de aangevers daarover voorgelogen.
De rechtbank wordt gesterkt in deze conclusie nu de documenten, die de verdachte gebruikte om de aangevers te bewegen geld over te maken, zoveel fouten en onduidelijkheden bevatten dat het aannemelijk is dat deze vals zijn of valselijk zijn opgemaakt. Het betreft hier de aanvraag van een kredietverzekering bij Abu Dhabi International Ensurance UAE en de geldleningsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] BV.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij al het geld dat hij heeft ontvangen heeft aangewend voor de techniek die hij aan het ontwikkelen was. Dit blijkt echter uit niets. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd naar de bankrekeningen waarover de verdachte kon beschikken, blijkt dat de verdachte het geld veelal overmaakte naar vele verschillende buitenlandse bankrekeningen die niet te relateren zijn aan enig bedrijf of personen in de desbetreffende markt. De verdachte heeft ook sinds zijn aanhouding op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat dit geld ten goede kwam aan technologische ontwikkelingen waarmee de verdachte zich – naar eigen zeggen – bezig hield. De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte dan ook als onaannemelijk ter zijde.
Feiten 3, 4, en 6
Daarnaast heeft de verdachte zich bij drie verschillende (rechts-)personen voorgedaan als medewerker van een buitenlandse bank. Dit nadat aan deze (rechts-)personen een aanbod was gedaan voor een lening. Verdachte bewoog deze rechtspersonen tot het (blijven) betalen van verschillende sommen geld, één en ander om – zo werd hen voorgespiegeld – het leningsbedrag vrij te kunnen maken.
Alle aangevers hebben verklaard dat de afgesproken leensommen niet betaald zijn. Uit de stukken blijkt verder dat het verdachte was die er bij de drie (rechts-)personen op aandrong sommen geld over te maken. De rechtbank is ook ten aanzien van deze feiten van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten dat de aangevers werden opgelicht, nu hij zich heeft voorgedaan als een tussenpersoon van drie verschillende banken in opdracht van telkens dezelfde opdrachtgever en een deel van het geld zelf mocht houden, hetgeen volstrekt in strijd is met de normale gang van zaken.
De rechtbank acht dat sprake is van medeplegen bij deze feiten. Voor de rechtbank staat voldoende vast dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers, uit de stukken blijkt dat de verdachte vaak kort op het eerste contact tussen de aangevers en de bank, in beeld kwam als ‘tussenpersoon’. Daarnaast blijkt uit onderzoek naar de bankrekeningen van de verdachte dat hij een deel van gelden die betrekking hebben op deze aangiften rechtstreeks heeft ontvangen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij handelde in opdracht van [naam 1] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij in de periode van 29 mei 2018 tot en met 15 november 2018 in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] BV en/of [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal €116.000,- door
- die [naam 2] te benaderen voor een project voor het opzetten van productiefaciliteiten in Servië en
- een "koop en samenwerkingsovereenkomst" op te stellen met betrekking tot een lening van €25.000,- ten behoeve van verdachte en daarbij een
rekeningte noemen waar het geld naar moet worden overgemaakt en
- in die overeenkomst in strijd met de waarheid te vermelden dat dit geld gebruikt zal worden om een leningsfaciliteit in Dubai van 10 miljoen dollar te verkrijgen van [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en
- vervolgens die [naam 2] meermalen om aanvullende betalingen te vragen en daarbij die [naam 2] mede te delen dat deze betalingen bedoeld waren voor het verkrijgen van financieringen in het buitenland;
2
hij in of omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 4] en/of [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van €17.528,-, door
- die [naam 3] in strijd met de waarheid mede te delen dat hij, verdachte, een bedrag van 10 miljoen dollar uit Abu Dhabi kon krijgen voor een bijzondere techniek en
- die [naam 3] mede te delen dat hij, verdachte, om dat bedrag te kunnen verkrijgen een verzekering moest afsluiten en daartoe een bedrag van 17.528 euro moest betalen en vervolgens die [naam 3] te vragen om dat bedrag aan verdachte te lenen en
- een verzekeringsaanvraag naar die [naam 3] te sturen, schijnbaar afkomstig van Abu Dhabi International Insurance UAE en
- een (vervalste/aangepaste) leenovereenkomst naar die [naam 3] te sturen, schijnbaar afkomstig van [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en
- in te stemmen met de door die [naam 3] gestelde voorwaarde dat het geld binnen 5 dagen terug zou worden betaald en
- vervolgens die [naam 3] te vragen het geld op een door hem, verdachte, genoemde rekening te storten;
3
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2020 tot en met 4 augustus 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een
geldbedragvan in totaal €1.630,-, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank genaamd
[bank 1]en
- die [naam 4] te benaderen dat hij een goedkope lening kon krijgen en
- met een schijnbaar van
[bank 1]afkomstig mailadres die [naam 4] mede te delen dat zijn lening is goedgekeurd en die [naam 4] te vragen om betaling van een geldbedrag van €455,- voor kosten en
- die [naam 4] te benaderen met de mededeling dat hij verplicht is C.O.T kosten voor de overdracht van de geldlening te betalen ter hoogte van €655,- en
- die [naam 4] te benaderen voor een laatste betaling van €520,- en daarbij een garantiebrief, schijnbaar afkomstig van [bank 2] , dat de lening direct na
betaling daarvan zou worden vrijgegeven;
4
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2020 tot en met 15 oktober 2020
in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 5] en/of [bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) geldbedrag van € 116.845, door
- via een mail
schijnbaarafkomstig van [bank 3] een lening aan [bedrijf 5] en/of die [naam 5] aan te bieden en
- die [naam 5] mede te delen dat zijn lening was goedgekeurd en een leenovereenkomst te sturen en
- die [naam 5] te vragen om betaling van geldbedragen ten behoeve van kosten voor het verkrijgen van deze lening (onder meer COT kosten en het verkrijgen van een IMF code) naar de door verdachte en/of zijn mededader(s) opgegeven rekeningen;
5
hij in de periode van 17 maart 2016 tot en met 18 februari 2020 in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] en/of [bedrijf 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 280.140, door
- die [naam 6] mede te delen dat hij, verdachte, een bedrijf ging starten dat zich ging specialiseren in het schoonmaken van vervuilde grond met plasmatechnologie en/of nanotechnologie en/of een businessplan te tonen en
- die [naam 6] om leningen te vragen voor de start van zijn bedrijf en
- die [naam 6] mede te delen dat hij, verdachte, 15 miljoen euro uit Arabië kon krijgen en documenten, schijnbaar afkomstig van het International Monetary Fund aan die [naam 6] te sturen en
- die [naam 6] om betaling van bedragen te vragen en tegen die [naam 6]
te zeggen dat hij, verdachte, een lening/groot geldbedrag in Dubai kan krijgen
en
- een verzekeringsaanvraag naar die [naam 6] te sturen, schijnbaar afkomstig van Abu
Dhabi International Insurance UAE en
- een (vervalste/aangepaste) leenovereenkomst naar die [naam 6] te sturen, schijnbaar afkomstig van [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en
- die [naam 6] documenten schijnbaar afkomstig van [bedrijf 10]
en [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] (zijnde niet bestaande bedrijven);
6
hij in de periode van 23 mei 2021 tot en met 17 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal €4.500,- door
- zich voor te doen als (medewerker/tussenpersoon van) [bedrijf 9] en/of [bank 4] (zijnde niet bestaande/actieve bedrijven) en die [naam 7] via een mailadres schijnbaar afkomstig van [bedrijf 9] te benaderen voor het regelen van een lening en
- die [naam 7] te vragen om een aanbetaling voor voornoemde lening over te maken naar een opgegeven rekeningnummer en
- die [naam 7] te vragen om een aanvullende betaling, over te maken naar een opgegeven rekeningnummer.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen gelet op verschillende strafverlichtende omstandigheden. Daartoe voert de verdediging aan de hoge leeftijd en de broze gezondheid van de verdachte, alsook het feit dat de verdachte niet rijk is geworden van het plegen van de feiten en tot slot dat hij al voldoende is gestraft nu hij zijn leven in eenzaamheid doorbrengt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan oplichting van in totaal zes (rechts)personen, voor een totaalbedrag van ruim € 500.000,-. Bij drie van de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte de slachtoffers voorgehouden dat hij bezig was met een uitvinding die hij wilde ontwikkelen en waarmee heel veel geld kon worden verdiend. Voor de ontwikkeling van die uitvinding had hij eerst geld nodig. De verdachte vertelde zijn slachtoffers dat hij tien miljoen Amerikaanse dollar kon lenen maar dat hij daarvoor een kredietverzekering moest afsluiten. Hij vroeg de slachtoffers om daarvoor aan hem geld beschikbaar te stellen. Hij hield de slachtoffers voor dat zij op korte termijn het geleende bedrag dubbel terug zouden krijgen. Hij tekende daartoe ook overeenkomsten met de slachtoffers of zegde per email toe dat hij snel zou terugbetalen, maar nadat het geld aan hem was overgemaakt, wendde de verdachte het geld voor andere doeleinden aan. Veelal werd het geld doorgeboekt naar buitenlandse bankrekeningnummers. Tot op heden is onduidelijk gebleven tot welke personen of bedrijven die bankrekeningnummers behoren.
De geldleningovereenkomst van tien miljoen dollar die de verdachte aan de slachtoffers bij de oplichting bleek na onderzoek vals te zijn. Twee van deze drie slachtoffers heeft de verdachte daarna bewogen nog meer geld aan hem te lenen met smoesjes als dat het geld niet op het goede bankrekeningnummer was geboekt of dat er toch nog meer kosten waren die moesten worden betaald om het geld vrij te krijgen.
Bij de drie overige bewezenverklaarde feiten deed de verdachte zich voor als een tussenpersoon van buitenlandse banken nadat een ander aan de slachtoffers een aanbod tot een lening had gedaan. Nadat de slachtoffers hadden aangegeven dat zij een lening wilden bij deze banken – die later na onderzoek niet bleken te bestaan – heeft de verdachte deze slachtoffers in strijd met de waarheid voorgehouden dat zij nog kosten moesten betalen om bij hun geleende geldbedrag te kunnen komen. De slachtoffers hebben deze bedragen betaald, maar hebben nooit over hun geleende bedrag kunnen beschikken.
Tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte zijn in zijn laptop talloze documenten gevonden die vervalst zijn. Daarnaast zijn er spullen aangetroffen, zoals stempels en logo’s waarmee de verdachte kennelijk zelf documenten heeft vervalst.
De rechtbank acht de bovenomschreven gedragingen van de verdachte zeer kwalijk. Niet alleen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers, maar zijn zij ook financieel gedupeerd waardoor hun vertrouwen in hun medemens is aangetast en zij veel zorgen en stress hebben gehad vanwege de vraag of zij hun geld nog terug zouden zien. Hij heeft dit ook keer op keer gedaan, nu de oplichtingen zich over een langere periode hebben voorgedaan en de verdachte sommige slachtoffers heeft bewogen meermalen geldbedragen aan hem over te maken. Ook heeft de verdachte met zijn gedragingen zijn eigen gezin financiële en emotionele schade aangericht. Zo heeft zijn dochter verklaard dat zij door haar vader is geconfronteerd met schuldeisers van haar vader die door middel van intimidatie hebben geprobeerd hun geld terug te krijgen. Uit de getuigenverklaring van zijn zoon blijkt dat de verdachte enkel oog heeft gehad voor geld en daardoor de belangen van zijn ex-vrouw en kinderen uit het oog is verloren. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen aan zichzelf gedacht. De rechtbank vindt hiervan bevestiging in het feit dat de verdachte ook tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn zaak geen blijk gegeven van enig zelfinzicht of schuldbesef naar de slachtoffers toe, ook niet naar zijn gezin. Hij ziet zichzelf juist als slachtoffer.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het blanco strafblad van de verdachte van 17 juli 2024, tegelijkertijd zijn de onderhavige feiten al in 2016 aangevangen en slechts beëindigd door de aanhouding van de verdachte.
De verdachte, thans 84 jaar oud, woont in een woning waar hij - naar eigen zeggen - geen contact heeft met zijn buren. Hij wordt dagelijks verzorgd en maakt dan met zijn verzorgers een praatje. Een enkele keer krijgt hij bezoek, zoals van zijn ex-vrouw op zijn verjaardag. Met zijn kinderen heeft hij geen contact meer. Hij leeft in eenzaamheid. De verdachte heeft verder verklaard dat zijn gezondheid te wensen overlaat, zo heeft hij een TIA en een hartstilstand gehad en lijdt hij aan prostaatkanker. Verder staat de verdachte onder bewindvoering en is het voor hem daarom nu niet meer mogelijk zich bezig te houden met geldzaken. Volgens de raadsman is gelet hierop de kans op herhaling nihil.
De rechtbank is van oordeel dat bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de hoge leeftijd van de verdachte.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank zal daarnaast rekening houden met het overschrijden van de redelijke termijn met ruim een jaar. De verdachte is immers op 30 augustus 2021 aangehouden en in verzekering gesteld, zodat het vonnis in eerste aanleg ruim drie jaar na de inverzekeringstelling wordt uitgesproken.
Strafduur en -modaliteit
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude en heeft daarbij gelet op het totale bedrag dat is bewezenverklaard, te weten ruim € 500.000,-. De rechtbank heeft daarom als uitgangspunt voor de straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden genomen. Dit uitgangspunt zou verhoogd kunnen worden, nu er sprake is van de strafverzwarende omstandigheden zoals hierboven overwogen. Tegelijkertijd houdt de rechtbank echter in grote mate rekening met de hoge leeftijd van de verdachte - thans 84 jaar - bij het opleggen van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf en het tijdsverloop in deze zaak. Zo zijn een aantal feiten langer geleden gepleegd.
De rechtbank acht, alles afwegend, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden onvoorwaardelijk passend en geboden. Zij zal echter, in verband met het hiervoor overwogene en de overschrijding van de redelijke termijn, de straf matigen tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
.

7.De vordering van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregelen

[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.130,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.630 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
[naam 5] / [bedrijf 5] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 182.792,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 91.396,- aan materiële schade en € 91.396,- aan immateriële schade.
[naam 6] / [bedrijf 6] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 400.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 309.400,- aan materiële schade en € 90.600,- aan immateriële schade.
[naam 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig zijn op schrift gesteld requisitoir, geconcludeerd tot:
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 4] tot een bedrag van € 1630,- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [naam 5] / [bedrijf 5] B.V.;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [naam 6] / [bedrijf 6] B.V.;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 7] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 5] / [bedrijf 5] B.V. en [naam 6] / [bedrijf 6] B.V. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard aangezien de vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [naam 4]
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 4] toe voor een bedrag van € 1.630,-. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte schade heeft geleden ter hoogte van dit bedrag. Deze schade is voorts niet (gemotiveerd) betwist.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 500,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in zijn persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [naam 5] / [bedrijf 5] B.V.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging naar voren hebben gebracht, brengt het vaststellen van de gevorderde materiële schade door [bedrijf 5] B.V. naar het oordeel van de rechtbank geen onevenredige belasting van het strafgeding met zich. Op basis van het strafdossier en de gebruikte bewijsmiddelen is de rechtbank reeds gebleken dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden ter hoogte van het gevorderde bedrag. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij dan ook toe voor een bedrag van € 91.396,-.
De benadeelde partij heeft daarnaast gesteld dat de immateriële schade minstens zo groot is als de immateriële schade. De benadeelde partij heeft toegelicht dat de gevolgen voor hem groot zijn geweest. In de onderbouwing bij de vordering staat dat de benadeelde partij is gescheiden van zijn echtgenote en dat hij nog steeds problemen ervaart in zijn bedrijf.
Zonder afbreuk te willen doen aan de gevolgen die deze zaak voor de benadeelde partij heeft gehad, moet de rechtbank aan de hand van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b BW vaststellen in hoeverre de benadeelde partij recht heeft op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij de ‘aantasting in de persoon’ niet heeft onderbouwd met concrete gegevens. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, betreft het voorts niet een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW kan worden aangenomen. Kortheidshalve verwijst de rechtbank naar hetgeen is overwogen bij de benadeelde partij [naam 4] . De benadeelde partij wordt in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [naam 6] / [bedrijf 6] B.V.
De rechtbank stelt op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden – evenals de officier van justitie – vast dat in totaal € 307.203,- is overgemaakt naar de verdachte of naar aan de verdachte gelieerde rekeningen.
Een deel van deze transacties vond plaats buiten de tenlastegelegde periode. Het gaat om € 27.063,- naar de ABN AMRO-rekening van de verdachte (achttien overboekingen van in totaal € 18.483,- door [naam 6] en zes overboekingen door [bedrijf 6] B.V. van in totaal € 8.580,-). Dit bedrag komt reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat [naam 6] in de tenlastegelegde periode € 162.080,- heeft overgemaakt en dat [bedrijf 6] B.V. in de tenlastegelegde periode € 102.500,- heeft overgemaakt. Ten aanzien van een bedrag van € 15.560,- heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of dit bedrag door [naam 6] of [bedrijf 6] B.V. is overgemaakt.
Dit leidt tot de slotsom dat de rechtbank de te betalen schadevergoeding ten behoeve van [naam 6] zal vaststellen op € 162.080,-. Aan [bedrijf 6] B.V. wordt een schadevergoeding van € 102.500,- toegekend. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard voor een bedrag van € 15.560,-. De benadeelde partij de gelegenheid geven om nader te onderbouwen waar deze overboekingen vandaan komen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat hij op andere wijze in de persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 BW. Kortheidshalve verwijst de rechtbank naar de motivering die is gegeven ten aanzien van de immateriële schade onder de benadeelde partijen [naam 4] en [bedrijf 5] B.V.
De benadeelde partij [naam 7]
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 7] toe voor een bedrag van € 4.500,-. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte schade heeft geleden ter hoogte van dit bedrag. Deze schade is voorts niet (gemotiveerd) betwist.
Wettelijke rente
De wettelijke rente zal steeds worden toegewezen vanaf de laatste datum die valt binnen de tenlastegelegde periode.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde feiten worden veroordeeld, waardoor hij tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk is voor schade die door de desbetreffende feiten aan de desbetreffende benadeelde partijen is toegebracht. Om die reden en als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan de verdachte voor de toegewezen bedragen steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover het vorderingen van natuurlijke personen betreft.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen voor zover schade wordt toegekend aan [bedrijf 6] B.V. en [bedrijf 5] B.V. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel om benadeelde partijen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Van rechtspersonen mag echter worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen en kunnen bewandelen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht daarom oplegging van een schadevergoedingsmaatregel voor de schade die aan [bedrijf 6] B.V. en [bedrijf 5] B.V. is toegekend niet passend.
Proceskostenveroordeling
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

Van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer 1 is afstand gedaan door de verdachte.
Daarmee stelt de rechtbank vast dat geen beslissing meer hoeft te worden genomen op het beslag.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 326 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, primair:
oplichting
ten aanzien van feit 2:
oplichting
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van oplichting
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van oplichting
ten aanzien van feit 5:
oplichting
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van oplichting
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
achttien (18) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
twaalf (12) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee (2) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de vordering van de benadeelde partij [naam 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 1.630,- en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [naam 4] van dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2020 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.630,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2020 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 4] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 26 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 5] / [bedrijf 5] B.V.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 91.396,- en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [bedrijf 5] B.V. van dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 oktober 2020 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige bedrag niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de vordering van de benadeelde partij [naam 6] / [bedrijf 6]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 6] toe tot een bedrag van € 162.080,- en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [naam 6] van dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2020 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige bedrag niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 6] B.V. toe tot een bedrag van € 102.500,- en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [bedrijf 6] B.V. van dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2020 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige bedrag niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 162.080,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2020 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 6] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 365 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 7]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 4.500,- en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [naam 7] van dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2021 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2021 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 7] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 55 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Holleman, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Claessens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 15 november 2018 te Harlingen en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] BV en/of [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal €116.000,-) door
- die [naam 2] te benaderen voor een project voor het opzetten van productiefaciliteiten in Servië en/of
- een "koop en samenwerkingsovereenkomst" op te stellen met betrekking tot een lening van €25.000,- ten behoeve van verdachte en/of (daarbij) een reekning te noemen waar het geld naar moet worden overgemaakt en/of
- in die overeenkomst in strijd met de waarheid te vermelden dat dit geld gebruikt zal worden om een leningsfaciliteit in Dubai van 10 miljoen dollar te verkrijgen van [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en/of
- ( vervolgens) die [naam 2] (meermalen) om aanvullende betalingen te vragen en/of daarbij die [naam 2] mede te delen dat deze betalingen bedoeld waren voor het verkrijgen van financieringen in het buitenland
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[bedrijf 2] B.V. in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 15 november 2018 te Harlingen en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] BV en/of [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal €116.000,-) door
- die [naam 2] te benaderen voor een project voor het opzetten van productiefaciliteiten in Servië en/of
- een "koop en samenwerkingsovereenkomst" op te stellen met betrekking tot een lening van €25.000,- ten behoeve van verdachte en/of (daarbij) een reekning te noemen waar het geld naar moet worden overgemaakt en/of
- in die overeenkomst in strijd met de waarheid te vermelden dat dit geld gebruikt zal worden om een leningsfaciliteit in Dubai van 10 miljoen dollar te verkrijgen van [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en/of
- ( vervolgens) die [naam 2] (meermalen) om aanvullende betalingen te vragen en/of daarbij die [naam 2] mede te delen dat deze betalingen bedoeld waren voor het verkrijgen van financieringen in het buitenland tot welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
hij in of omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 te Giesbeek en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 4] en/of [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van €17.528,-), door
- die [naam 3] (in strijd met de waarheid) mede te delen dat hij, verdachte, een bedrag van 10 miljoen dollar uit Abu Dhabi kon krijgen voor een bijzondere techniek en/of
- die [naam 3] mede te delen dat hij, verdachte, om dat bedrag te kunnen verkrijgen een verzekering moest afsluiten en/of (daartoe) een bedrag van 17.528 euro moest betalen en/of vervolgens die [naam 3] te vragen om dat bedrag aan verdachte te lenen en/of
- een verzekeringsaanvraag naar die [naam 3] te sturen, schijnbaar afkomstig van Abu Dhabi International Insurancce UAE en/of
- een (vervalste/aangepaste) leenovereenkomst naar die [naam 3] te sturen, schijnbaar afkomstig van [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en/of
- in te stemmen met de door die [naam 3] gestelde voorwaarde dat het geld binnen 5 dagen terug zou worden betaald en/of
- ( vervolgens) die [naam 3] te vragen het geld op een door hem, verdachte, genoemde rekening te storten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2020 tot en met 4 augustus 2020 te Dongen en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) gelbedrag(en) (van in totaal €1.630,-), door
- zich voor te doen als medewerker van een bank genaamd [bank 1] en/of
- die [naam 4] te benaderen dat hij een goedkope lening kon krijgen en/of
- ( met een schijnbaar van [bank 1] afkomstig mailadres) die [naam 4] mede te delen dat zijn lening is goedgekeurd en die [naam 4] te vragen om betaling van een geldbedrag (van €455,-) voor kosten en/of
- die [naam 4] te benaderen met de mededeling dat hij verplicht is C.O.T kosten voor de overdracht van de geldlening te betalen (ter hoogte van €655,-) en/of
- die [naam 4] te benaderen voor een laatste betaling van €520,- en/of (daarbij) een garantiebrief, schijnbaar afkomstig van [bank 2] , dat de lening direct na
betaling daarvan zou worden vrijgegeven;
4.
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2020 tot en met 15 oktober 2020 te Nieuw Namen en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 5] en/of [bedrijf 5] BV heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) (van ongeveer €124.845,-), door
- via een mail schijbaar afkomstig van [bank 3] een lening aan [bedrijf 5] BV en/of die [naam 5] aan te bieden en/of
- die [naam 5] mede te delen dat zijn lening was goedgekeurd en/of een leenovereenkomst te sturen en/of
- die [naam 5] te vragen om betaling van geldbedrag(en) ten behoeve van kosten voor het verkrijgen van deze lening (onder meer COT kosten en/of het verkrijgen van een IMF code) naar de door verdachte en/of zijn mededader(s) opgegeven rekeningen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2016 tot en met 18 februari 2020 te Vlagtwedde en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] en/of [bedrijf 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) (van ongeveer €450.000,-), door
- die [naam 6] mede te delen dat hij, verdachte, een bedrijf ging starten dat zich ging specialiseren in het schoonmaken van vervuilde grond met plasmatechologie en/of
nanotechnologie en/of een businessplan te tonen en/of
- die [naam 6] om een leningen te vragen voor de start van zijn bedrijf en/of
- die [naam 6] mede te delen dat hij, verdachte, 15 miljoen euro uit Arabië kon krijgen en/of documenten, schijnbaar afkomstig van het International Monetary Fund en/of ISBC aan die [naam 6] te sturen en/of
- die [naam 6] om betaling van voornoemde bedrag(en) te vragen en/of tegen die [naam 6] te zeggen dat hij, verdachte, een lening/groot geldbedrag in Dubai kan krijgen en/of
- een verzekeringsaanvraag naar die [naam 6] sturen, schijnbaar afkomstig van Abu Dhabi International Insurancce UAE en/of
- een (vervalste/aangepaste) leenovereenkomst naar die [naam 6] te sturen, schijnbaar afkomstig van de [bedrijf 1] (zijnde een niet bestaand bedrijf) en/of
- die [naam 6] documenten schijnbaar afkomstig van [bedrijf 10] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] (zijnde niet bestaande bedrijven);
6.
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2021 tot en met 17 juni 2021 te Doetinchem en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal €4.500,-) door
- zich voor te doen als (medewerker/tussenpersoon van) [bedrijf 11] en/of [bank 4] (zijnde niet bestaande/actieve bedrijven) en/of die [naam 7] (via een mailadres schijnbaar afkomstig van [bedrijf 11] ) te benaderen voor het regelen van een lening en/of
- die [naam 7] te vragen om een aanbetaling voor voornoemde lening over te maken naar een opgegeven rekeningnummer en/of
- die [naam 7] te vragen om een aanvullende betaling, over te maken naar een opgegeven rekeningnummer.