ECLI:NL:RBDHA:2024:14005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
AWB23/12999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding leefgeld asielzoeker wegens overlast en agressief gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, had beroep ingesteld tegen een besluit van het COa waarin een eenmalige inhouding van € 14,02 op zijn leefgeld was opgelegd. Deze maatregel was genomen naar aanleiding van overlast die de eiser op 1 november 2023 had veroorzaakt door verbaal agressief gedrag richting medewerkers van het COa en het niet opvolgen van aanwijzingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op de genoemde datum boos heeft gereageerd op een medewerker van het COa en heeft geschreeuwd, ondanks pogingen van de medewerker om de situatie te bemiddelen. De rechtbank oordeelde dat het COa terecht had besloten tot de inhouding van het leefgeld, aangezien het gedrag van de eiser als een incident met een geringe impact kon worden aangemerkt volgens het maatregelenbeleid van het COa. De rechtbank zag geen reden om te twijfelen aan de feiten zoals deze door het COa waren gepresenteerd.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de maatregel in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB23/12999

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 1 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eenmalig € 14,02 ingehouden op het leefgeld van eiser.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1972 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij verblijft in de opvanglocatie van verweerder te [plaats] .
2. Verweerder heeft de maatregel opgelegd omdat eiser op 1 november 2023 overlast heeft veroorzaakt door het vertonen van verbaal agressief gedrag richting medewerkers en het niet opvolgen van aanwijzingen van medewerkers.
3. Eiser is het hier niet mee eens. Hij bestrijdt dat hij overlast heeft veroorzaakt. Eiser stelt dat hij de afgelopen jaren problemen heeft met een medewerker van het COa.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 5 van de Wet COa [2] staat er rechtstreeks beroep bij de rechtbank open tegen het besluit tot het onthouden van verstrekkingen bij of krachtens deze wet.
5. Op grond van artikel 10 van de Rva [3] heeft het COa de bevoegdheid om bij wijze van maatregel verstrekkingen te onthouden. De werkwijze van het COa bij het opleggen van maatregelen is neergelegd in het ROV. [4] Daarin is bepaald op welke wijze verweerder gebruik maakt van de bevoegdheid om verstrekkingen geheel of gedeeltelijk te onthouden. Als voorbeeld van een gebeurtenis met een geringe impact wordt onder meer genoemd “Lichte agressie en geweld zonder schade (niet op de persoon gericht), zoals negatieve uitlatingen over medebewoners in een gesprek met een COA-medewerker.” Als sprake is van een incident met geringe impact, kan verweerder aan een bewoner een ROV maatregel 1 opleggen. Dit houdt in dat gedurende de maximale periode van een week het leefgelddeel van het weekgeld wordt ingehouden.
6. Uit het bestreden besluit en een door verweerder overgelegde onderliggende rapportage is op te maken dat eiser op 1 november 2023 boos heeft gereageerd toen een medewerker van [bedrijf] hem twee taxitickets verstrekte waar eiser geen genoegen mee nam. Eiser heeft geschreeuwd tegen de medewerker van [bedrijf] en de medewerker van het COa, ook nadat de medewerker van het COa heeft geprobeerd de situatie te bemiddelen. Eiser heeft de medewerker van het COa beschuldigd van intimidatie, waarna aan eiser is medegedeeld dat een afspraak staat gepland om 14:00 uur voor de bespreking van het incident. Vervolgens is eiser om 10:30 uur zich nogmaals komen beklagen en is aan eiser aangegeven dat er een afspraak staat gepland. Eiser heeft medegedeeld geen contact te willen met de medewerker van het COa en is niet komen opdagen op zijn afspraak. Vastgesteld wordt dat hiermee concreet onderbouwd is vastgelegd welke gedragingen aan eiser worden tegengeworpen.
7. De rechtbank ziet geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de weergave van de feiten door verweerder. Eiser stelt weliswaar in algemene zin dat de aan zijn adres gemaakte verwijten onjuist zijn, dat de medewerker van het COa hem heeft geïntimideerd, dat sprake is van discriminatie en dat de betrokken medewerker van [bedrijf] geen problemen met eiser zou hebben, maar hij heeft niet daadwerkelijk betwist dat hij zijn ongenoegen over de gang van zaken op 1 november 2023 richting de beide medewerkers heeft geuit met de uitlatingen zoals die zijn geregistreerd.
8. Verweerder heeft het beschreven gedrag van eiser kunnen aanmerken als een incident met een geringe impact zoals bedoeld in zijn maatregelenbeleid. Dat eiser zelf van mening is dat hij zich niet onheus heeft gedragen tegenover de beide medewerkers is daarbij niet doorslaggevend.
9. Gelet op het aan eiser verweten gedrag en het maatregelenbeleid heeft verweerder kunnen besluiten tot de eenmalige inhouding van het leefgeld.
10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de maatregel in stand blijft.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 september 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
3.Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
4.Reglement Onthoudingen Verstrekkingen.