Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen de verzoeker en de minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een vergelijkbare zaak (NL24.27058), waarin al op het beroep was beslist. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.