Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiser, een Algerijnse nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er problemen zijn met de opvang voor niet-kwetsbare asielzoekers in België. Hij verwees naar eerdere uitspraken die aantoonden dat er onvoldoende plekken zijn in de nood- en daklozenopvang, wat zou leiden tot materiële deprivatie voor hem.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank overwoog dat, hoewel er problemen zijn met de opvang in België, dit niet voldoende was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de situatie in België niet vergelijkbaar is met die in Griekenland, waar wel sprake was van een fundamentele systeemfout. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar België geen toegang zou hebben tot de noodzakelijke voorzieningen, en de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een fundamentele systeemfout die de beslissing van de minister zou ondermijnen.