ECLI:NL:RBDHA:2024:13992
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij tijdens de behandeling van het beroep aan Kroatië zou worden overgedragen.
De voorzieningenrechter heeft op 13 augustus 2024 de zaak behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker niet in Nederland mocht blijven tijdens de beroepsprocedure. De rechter heeft de verzoeker de voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat hij niet aan Kroatië mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen in de beroepsprocedure.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden, tot een bedrag van € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van griffier mr. H.C.M. Pijnenburg.