ECLI:NL:RBDHA:2024:13992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
NL24.28752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij tijdens de behandeling van het beroep aan Kroatië zou worden overgedragen.

De voorzieningenrechter heeft op 13 augustus 2024 de zaak behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker niet in Nederland mocht blijven tijdens de beroepsprocedure. De rechter heeft de verzoeker de voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat hij niet aan Kroatië mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen in de beroepsprocedure.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden, tot een bedrag van € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van griffier mr. H.C.M. Pijnenburg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28752

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 augustus 2024 de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. Bij besluit van 17 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zaaknummer NL24.28751. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep, op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [2]
3. De minister heeft aan verzoeker meegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Dat betekent dat verzoeker nog tijdens de behandeling van het beroep aan Kroatië kan worden overgedragen. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
4. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet aan Kroatië zal worden overgedragen totdat op het beroep is beslist. In die beroepsprocedure is (onder meer) aan de orde of de minister voor Kroatië nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In deze zittingsplaats zal die vraag door een meervoudige kamer worden behandeld. De uitspraak van de meervoudige kamer zal van belang zijn voor de uitkomst van de beroepsprocedure van verzoeker. In afwachting van de uitkomst van die procedure wijst de voorzieningenrechter daarom het verzoek van verzoeker toe.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoeker toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoeker niet aan Kroatië mag worden overgedragen totdat op het beroep is beslist.
5.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoeker ook een vergoeding voor haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 875,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- treft de voorlopige voorziening dat verzoeker niet aan Kroatië mag worden overgedragen totdat op het beroep is beslist;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.