5.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als vijftienjarige jongen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte heeft uit het niets met een groot mes in de nek van het slachtoffer [naam 1] gesneden. Het slachtoffer heeft een flinke wond opgelopen. De verdachte mag van geluk spreken dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt. Het slachtoffer zal door het litteken in zijn nek blijvend herinnerd worden aan deze afschuwelijke gebeurtenis.
Daarnaast heeft de verdachte zich tijdens zijn verblijf in Teylingereind schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en bedreiging. De verdachte heeft met een dumbell tweemaal tegen het hoofd van de sportbegeleider van de inrichting geslagen. Het slachtoffer heeft door deze klappen sneeën op zijn hoofd opgelopen.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 juli 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een bedreiging en een mishandeling.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 3 juli 2024 van drs. K.H. Stolk (kinder- en jeugdpsychiater). Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een normoverschrijdend gedragsstoornis, een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Door de aanwezigheid van de normoverschrijdend gedragsstoornis, de ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken ervaart de verdachte vrijwel continu een basaal gevoel van onveiligheid en ziet hij anderen als een bedreiging. De verdachte kan in situaties die hij als dreigend ervaart door zijn beperkte emotie- en agressieregulatie niet anders dan impulsief en agressief handelen. Door de aanwezige stoornissen lukt het de verdachte ook niet goed om andere gedragskeuzes te overwegen en de (lange termijn) gevolgen van zijn handelen op hemzelf en op anderen goed te overzien. Voor het tenlastegelegde in dagvaarding I geldt om die reden dat de stoornissen invloed hebben gehad op de gedragskeuzes van de verdachte voorafgaand aan, ten tijde van en na afloop van het tenlastegelegde. Er wordt geadviseerd de verdachte het tenlastegelegde - indien bewezen geacht - in een verminderde mate toe te rekenen.
Er is sprake van weinig bescherming en een hoog risico op recidive. Om het hoge risico op recidive te verminderen en om zijn algehele ontwikkeling ten positieve te beïnvloeden is intensieve en langdurige klinische behandeling noodzakelijk. Geadviseerd wordt dit te laten plaatsvinden binnen het juridische kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Een ambulante behandeling is niet toereikend. De verdachte heeft residentiele behandeling nodig binnen een voldoende beveiligde setting. Tevens is er een gedwongen kader nodig om het gedrag van de verdachte te beïnvloeden en de recidivekans te verminderen. Eerdere behandeling heeft onvoldoende opgeleverd en er zijn andere behandelalternatieven meer. Ook is er geen andere mogelijkheid meer tot het afwenden van gevaar voor anderen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 3 juli 2024 van M. Hulshof (Gz-psycholoog). Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een zorgelijke ontwikkeling, waarbij zich forse gedragsproblemen openbaren. Deze problematiek laat zich omschrijven als een ernstige normoverschrijdend gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Daarnaast is er sprake een ongespecificeerd trauma, door de gevolgen van de opvoed- en opgroeisituatie hetgeen maakt dat de verdachte de wereld met wantrouwen tegemoet treedt en zich snel onveilig voelt en onheus bejegend voelt. Dat zorgt voor oplopende spanningen en hij kan deze onvoldoende adequaat reguleren. Het plegen van het in dagvaarding I tenlastegelegde feit - indien bewezen -, lijkt vooral te worden bepaald door een gebrek aan remming vanuit een gebrekkig ontwikkelde gewetensfunctie, beperkte emotieregulatie en inadequate copingvaardigheden, zijn egocentriciteit met een gebrek aan empathie. Geadviseerd wordt om de verdachte het hem tenlastegelegde feit in een verminderde mate toe te rekenen.
Ter bevordering van een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van de verdachte is intensieve residentiële behandeling nodig. Er is sprake van een hoog recidiverisico en dit risico is onlosmakelijk verbonden met de geconstateerde psychopathologie. Eerdere interventies die erop gericht waren om zijn ontwikkeling in gunstige zin om te buigen, hebben, vanwege het zelfbepalende gedrag van de verdachte, maar ook het ontbreken van stabiliteit, tot onvoldoende effect geleid. Samenhangend met het gebrek aan probleembesef, zelfbepalende houding, ongunstige contextuele factoren en bij tijd en wijle ongemotiveerde houding van de verdachte, wordt gedacht aan een dwingend juridisch kader. De beschreven kenmerken van zijn problematiek, maakt dat de kans op het slagen van een voorwaardelijk traject als beperkt wordt ingeschat. De ernst van de problematiek maakt een langdurige behandeling in een justitiële jeugdinrichting noodzakelijk en wel binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ- maatregel.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 7 augustus 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het positief is dat de verdachte met zijn problematiek aan de slag wil. Een plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling is echter een gepasseerd station. De verdachte heeft langdurige behandeling nodig. De Raad onderschrijft dan ook het advies van de NIFP-rapporteurs.
De deskundige R. de Jong, werkzaam bij de gecertificeerde jeugdinstelling Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte behandeling nodig voor zijn problematiek. Het civiele kader is uitgeput.
Conclusie van de rechtbankGelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank acht zich op grond van de rapportages van de deskundigen voldoende voorgelicht over de persoon van verdachte. De rechtbank gaat er gezien de met zijn persoonlijkheid verweven problematiek van de verdachte van uit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is voor alle bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank stelt vast dat de door de verdachte gepleegde poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht misdrijven zijn die behoren tot de misdrijven omschreven in het artikel 77s, eerste lid Sr.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen.
Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Uit de rapportages en wat ter terechtzitting is besproken, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een ernstige normoverschrijdend gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Vanwege de aard van de geschetste problematiek wordt behandeling voorzien die meerdere jaren in beslag zal nemen. Deze behandeling zal in eerste instantie vorm moeten krijgen binnen een hoog beveiligde setting, aangezien de verdachte ook binnen de justitiële jeugdinrichtingen meerdere keren tot ernstig gewelddadig gedrag is gekomen. De rechtbank begrijpt dat de verdachte een kans zou willen krijgen om te laten zien dat hij behandeling kan krijgen binnen de gesloten jeugdhulp. Dit is echter een gepasseerd station, aangezien de verdachte al eerder gesloten geplaatst is geweest in het civiele kader, maar dit geen effect heeft gesorteerd. Gelet op de conclusies van de deskundigen en het hoge recidiverisico is een langdurige intensieve behandeling noodzakelijk om de stoornis van de verdachte te behandelen en de ontwikkeling van de verdachte gunstig te beïnvloeden. Daarvoor is het noodzakelijk dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Omdat de poging tot doodslag, de poging tot zware mishandeling en de bedreiging hele ernstige feiten zijn en de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was op het moment van het plegen van de feiten, legt de rechtbank – naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel – ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht het daarnaast ook van belang dat de verdachte zo spoedig mogelijk aan zijn behandeling in het kader van de PIJ-maatregel kan beginnen. Alles afwegende acht de rechtbank, naast een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, een jeugddetentie voor de duur van 232 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank bepaalt dat het aantal dagen aftrek op 232 dagen bedraagt.