ECLI:NL:RBDHA:2024:13972
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.T.W. van Dijk, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Justitie en Veiligheid had echter op 10 juli 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juli 2024 behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was met een waarnemer, mr. Van Elp. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Bondarev. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere zaak, NL24.27850, aanhangig was waarin de rechtbank al een uitspraak had gedaan op het beroep van verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier K.L.H. Thomas, en is openbaar gemaakt op 6 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.