Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Gronden van de maatregel van bewaring
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Roemeense vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.B.J. Strooij, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die op 17 juli 2024 de maatregel van bewaring had opgelegd. De minister, vertegenwoordigd door mr. M.M.E. Disselkamp, heeft de maatregel op 25 juli 2024 opgeheven omdat de eiser naar Roemenië was uitgezet. De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet heeft voldaan aan de informatieplicht uit artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit, omdat de eiser niet schriftelijk en in een begrijpelijke taal op de hoogte was gesteld van de gronden van de bewaring. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de minister uitvalt, omdat de eiser zelf had geweigerd om mee te werken aan het gehoor voorafgaand aan de maatregel. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het gebruik van handboeien tijdens de overbrenging rechtmatig was, gezien het recalcitrante gedrag van de eiser.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen onrechtmatigheid was in de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 augustus 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.