ECLI:NL:RBDHA:2024:13942

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
NL24.22571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor familie- en gezinsleven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met het doel van 'familie- en gezinsleven', welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen in een besluit van 1 mei 2024. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat haar uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op haar bezwaar was genomen. De minister heeft in een brief van 31 juli 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen. Aangezien beide partijen het erover eens waren dat verzoekster niet uit Nederland verwijderd zou worden totdat op haar bezwaar was beslist, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen. Tevens is bepaald dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden en dat de minister ook € 875,- aan proceskosten aan verzoekster moet betalen, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 augustus 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22571
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster, V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister,
(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Inleiding

1. In het besluit van 1 mei 2024 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘familie- en gezinsleven’ afgewezen.
2. Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
3. Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Beoordeling door de rechtbank

4. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dat vereist.
5. De minister heeft in een brief van 31 juli 2024 laten weten dat zij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien totdat op haar bezwaar is beslist, wijst de voorzieningenrechter de
voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting van verzoekster tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de minister aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 875,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit en verbiedt de minister verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.