ECLI:NL:RBDHA:2024:13933
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag voor asiel heeft ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Asiel en Migratie. Deze beslissing volgde op de afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag op 14 september 2022, waartegen verzoekster bezwaar heeft gemaakt. De minister heeft op 11 juli 2024 op dit bezwaarschrift beslist, maar verzoekster heeft hiertegen geen beroep ingesteld, waardoor er geen beroepsprocedure loopt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk kan beoordelen. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.