ECLI:NL:RBDHA:2024:13932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
NL24.10381 en NL24.10383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Filipijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel arbeid als zelfstandige. Eiseres had eerder rechtmatig verblijf in Nederland gehad om te studeren en om naar werk te zoeken. Op 24 februari 2023 diende zij haar aanvraag in, maar deze werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen op 6 juli 2023. De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende informatie en stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van haar aanvraag. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het ondernemingsplan summier en onvoldoende onderbouwd was. Eiseres voerde aan dat zij in de bezwaarfase had moeten worden gehoord, maar de rechtbank oordeelt dat het aan eiseres was om haar aanvraag zo volledig mogelijk in te dienen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen relevante stukken heeft overgelegd, zoals informatie over haar ondernemingservaring en een financiële paragraaf in haar ondernemingsplan.

De rechtbank concludeert dat verweerder niet gehouden was om de aanvraag ter advisering voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken, omdat eiseres niet aan de vereisten voldeed. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.10381 en NL24.10383
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen [eiseres], eiseres,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni), en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben de geïnformeerd niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Filipijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1993. Eerder heeft eiseres rechtmatig verblijf in Nederland gehad om te studeren en om naar werk te zoeken. Op 24 februari 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ voor de onderneming ‘[bedrijfsnaam]’. Middels de onderneming zal eiseres humanitaire projecten ondersteunen als consultant.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en het daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard, omdat eiseres onvoldoende informatie en stukken heeft verstrekt waardoor het voorleggen van haar aanvraag aan de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister van EZK) zinledig was. Volgens verweerder is onder andere het overgelegde ondernemingsplan summier en onvoldoende onderbouwd. Verder heeft
verweerder een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakt, omdat eiseres privéleven heeft in Nederland. Deze belangenafweging valt in het nadeel van eiseres uit. Tot slot overweegt verweerder dat een beroep op artikel 4:84 van de Awb niet slaagt en dat van horen in bezwaar kan worden afgezien.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert aan dat verweerder haar in de bezwaarfase had moeten horen, omdat zij in de primaire fase geen juridische bijstand had. Verder voert eiseres aan dat verweerder haar aanvraag ter advisering had moeten voorleggen aan de Minister van EZK, omdat haar aanvraag voldoende is onderbouwd. Omdat sprake is van een beginnende onderneming, kon eiseres geen resultaten overleggen. Verweerder weet dat eiseres in Nederland heeft gestudeerd en een zoekjaar heeft gehad. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder haar ondernemingsplan in het primaire besluit inhoudelijk heeft beoordeeld. Alleen de Minister van EZK is hiertoe bevoegd, waardoor het primaire besluit en daarmee het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven.

Wat is het toetsingskader?

5. Aan een vreemdeling die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten, kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend als daarmee een wezenlijk Nederlands belang is gediend.1 Verweerder bepaalt of daar sprake van is en daarbij moet zij gebruik maken van een puntenstelsel.2 Het puntenstelsel3 omvat drie criteria:
persoonlijke ervaring;
ondernemingsplan en
toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie.
6. Met de arbeid als zelfstandige is een wezenlijk Nederlands belang gediend indien aan de vreemdeling met toepassing van het puntenstelsel ten minste 30 punten worden toegekend voor elk van de drie criteria.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet weerspreekt dat zij geen stukken over haar ondernemingservaring, inkomen voorafgaand aan de aanvraag, een toegespitste marktanalyse, samenwerkingsovereenkomsten of intentieverklaringen van potentiële klanten heeft overgelegd. Ook ontbreekt in het ondernemingsplan een financiële paragraaf met een investeringsbegroting, financieringsplan en liquiditeitsprognose. Dat eiseres haar onderneming gelijktijdig is gestart met haar aanvraag voor de verblijfsvergunning – en er dus sprake was van een beginnende onderneming – betekent niet dat eiseres gedurende de bezwaarprocedure geen stukken ter onderbouwing van de resultaten van haar onderneming kon overleggen. Eiseres heeft in de bezwaarfase geen stukken overgelegd om haar aanvraag aan te vullen. De rechtbank kan gezien het voorgaande verweerder volgen in haar standpunt
1. Zie artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2 Zie artikel 3.30, tweede lid, van het Vb.
3 Opgenomen in artikel 3.20a, eerste lid, in samenhang met bijlage 8a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV).
dat eiseres haar aanvraag onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder was daarom niet gehouden om de aanvraag ter advisering door te sturen naar de Minister van EZK. Anders dan eiseres meent, heeft verweerder haar bevoegdheid niet overschreden. Verweerder heeft slechts vastgesteld dat eiseres onvoldoende informatie heeft overgelegd om haar aanvraag voor advies voor te leggen aan de Minister van EZK.
Hoorplicht
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was eiseres in de bezwaarfase te horen, enkel omdat zij bij het indienen van haar aanvraag geen juridische bijstand had. Het is in eerste instantie aan eiseres om haar aanvraag zo volledig mogelijk in te dienen en het stond haar vrij om daarbij ondersteuning in te roepen. In de bezwaarfase had eiseres in ieder geval juridische bijstand, waardoor eiseres er niet alleen voor stond om de in het primaire besluit genoemde gebreken alsnog te repareren. Dat heeft zij niet gedaan.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt zonder zitting afgedaan. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk omdat er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit.4
11. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
4 Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 augustus 2024

Documentcode: DSR40122028

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.