Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het verschoningsverzoek
rechter
Rechtbank Den Haag
Op 29 augustus 2024 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot verschoning toegewezen. Het verzoek was ingediend door mr. L. Amperse, de rechter belast met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 09/150920-24. De verdachte in deze zaak is een persoon zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, bijgestaan door mr. B.J. de Bruijn, advocaat te Den Haag. Het verschoningsverzoek werd ingediend omdat een procesdeelnemer deel uitmaakt van de zakelijke kennissenkring van de rechter, wat aanleiding gaf tot de vrees voor partijdigheid.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die de schijn van partijdigheid oproepen. In dit geval was de rechter van mening dat het verschoningsverzoek terecht was ingediend om de schijn van partijdigheid te vermijden. De behandeling van de hoofdzaak zal nu door een andere rechter worden overgenomen.
De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de rechter, de verdachte en de officier van justitie, mr. S. Meerman. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers aanwezig waren, in tegenwoordigheid van de griffier.