ECLI:NL:RBDHA:2024:13902
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak
Op 27 augustus 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die zich in een bestuursrechtelijke procedure bevond, had de rechter gewraakt op basis van vermeende vooringenomenheid, omdat er geen uitstel was verleend voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaken. Verzoeker stelde dat hij geen medische verklaring kon overleggen, wat volgens hem de reden was voor de afwijzing van het uitstel.
De wrakingskamer oordeelde dat een beslissing om een zitting te verplaatsen een procedurele beslissing is en dat deze als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er alleen sprake kan zijn van wraking als er bijzondere omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
In dit geval was er geen bewijs dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek, voor zover gebaseerd op de procedurele beslissing, niet toewijsbaar was. Er was ook geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het recht op een mondelinge behandeling niet van toepassing was in deze situatie.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.