Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure betreffende de asielaanvraag van de opposant. De rechtbank had eerder, op 3 juli 2024, de opposant niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door de opposant prematuur was ingediend. De opposant stelde dat hij op 6 december 2022 een asielaanvraag had ingediend en dat de beslistermijn op 6 maart 2024 lag. De rechtbank oordeelde echter dat de beslistermijn voor asielaanvragen begint met het ondertekenen van het M35-H formulier. De rechtbank volgde de stelling van de opposant niet dat de datum op het formulier onjuist was, omdat uit een overgelegde schermafbeelding bleek dat de juridische startdatum door de verweerder op 7 december 2022 was vastgesteld.
De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling op 7 maart 2024 was ontvangen, waardoor deze prematuur was. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het verzet van de opposant werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.