ECLI:NL:RBDHA:2024:13867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/641228 / HA ZA 23-64
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken bij verbouwing en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eisers, die de verbouwing van hun woning hebben laten uitvoeren, hebben een groot aantal gebreken geconstateerd in het werk van de gedaagde aannemer. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De eisers hebben recht op schadevergoeding voor herstelkosten en waardevermindering, die in dit vonnis verder worden begroot. De rechtbank heeft de eisers opgedragen om de herstelkosten van de gebreken nader te onderbouwen, wat heeft geleid tot een gedetailleerde beoordeling van de herstelkosten voor verschillende gebreken, waaronder scheuren in de gevel, gebreken aan de ramen van de serre en beschadigingen aan natuurstenen vensterbanken. De rechtbank heeft de totale herstelkosten vastgesteld op € 98.525,76, na verrekening van een vordering van de gedaagde. Daarnaast zijn ook kosten voor deskundigen en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/641228 / HA ZA 23-64
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser] , te [woonplaats 1] ,

2.
[eiseres], te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
verweerders in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening (art. 223 Rv),
advocaat mr. M.P. Smal te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] (h.o.d.n. [gedaagde] ), te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening (art. 223 Rv),
advocaat mr. A. van Woerkom te Nijmegen.
Partijen zullen hierna ‘ [eisers] ’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 april 2024 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte tevens eisvermeerdering van [eisers] , met producties 196 tot en met 201,
  • de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling (in conventie en in reconventie)

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis, kort samengevat, het volgende geoordeeld: - [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst (hierna: ‘de overeenkomst);
  • [gedaagde] is in verzuim en moet in elk geval een bedrag van € 87.806,49 aan schadevergoeding (herstelkosten en waardevermindering) aan [eisers] betalen, waar nog een nader te bepalen bedrag voor de hierna te bespreken schadeposten bij komt (tussenvonnis, r.o. 4.213);
  • Andersom heeft [gedaagde] nog een vordering van € 14.136,60 (€ 7.602,- aan meerwerk en € 6.534,60 aan restant aanneemsom, inclusief btw) op [eisers] , die met de schadevergoeding moet worden verrekend (tussenvonnis, r.o. 4.259);
  • de provisionele vordering tot het opheffen van een deel van de gelegde conservatoire beslagen is afgewezen (tussenvonnis, r.o. 4.261 tot en met 4.266).
2.2.
Ten aanzien van drie (groepen van) gebreken kon de omvang van de schade in het tussenvonnis nog niet definitief worden vastgesteld. Het gaat om:
de scheuren in de gevel en de aansluiting van de serre met de woning,
de vastgestelde gebreken aan de 107 ramen van de serre, en
de beschadigingen aan de natuurstenen vensterbanken.
In het tussenvonnis is, kort samengevat, aan [eisers] opdracht gegeven om de herstelkosten van deze gebreken nader te onderbouwen, zo veel mogelijk met schriftelijke bewijsstukken. [eisers] heeft vervolgens een nadere akte, met producties, genomen. [gedaagde] heeft daarop bij antwoordakte gereageerd. Wat partijen naar voren hebben gebracht zal hierna, voor zover nodig, verder worden besproken.
i. herstelkosten scheuren gevel en de aansluiting van de serre met de woning
2.3.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de ontstane scheurvorming in de gevel en dat [gedaagde] de daaruit voortvloeiende schade moet vergoeden. Ook is vastgesteld dat de scheurvorming inmiddels in opdracht van [eisers] door [naam] is hersteld. Omdat op basis van de overgelegde stukken nog niet voldoende duidelijk was welk deel van de door [eisers] aan [naam] betaalde kosten (in totaal € 10.248,69) op het herstel van dit gebrek zagen, is aan [eisers] gevraagd dit nader te onderbouwen (zie tussenvonnis, r.o. 4.39 tot en met 4.44).
2.4.
Op verzoek van [eisers] heeft [naam] de kosten voor het herstel van de scheuren nader gespecificeerd op een bedrag van € 876,04, inclusief btw. Dit bedrag wordt door [gedaagde] als redelijke herstelkosten aanvaard.
2.5.
In het tussenvonnis is ook geoordeeld dat [gedaagde] in opdracht van [eisers] , als meerwerk, de aansluiting van de serre met de woning heeft gerepareerd. Dit extra werk geeft recht op een verhoging van de prijs (artikel 7:755 van het Burgerlijk Wetboek, BW). In het tussenvonnis is de te betalen prijsverhoging vastgesteld op € 2.855,60, inclusief btw (tussenvonnis, r.o. 4.249). Dit is een zonder voorbehoud gegeven beslissing die in beginsel bindend is voor de rest van het geding. Er is geen aanleiding om van die beslissing terug te komen.
2.6.
Het partijdebat over de door [eisers] aan [gedaagde] te betalen prijs voor het extra reparatiewerk is daarmee afgesloten. [eisers] moet hiervoor een bedrag van € 2.855,60 aan [gedaagde] betalen. Wel is in het tussenvonnis overwogen dat voldoende is onderbouwd dat het reparatiewerk ondeugdelijk door [gedaagde] is uitgevoerd en dat [eisers] het werk aan de aansluiting heeft moeten laten herstellen door [naam] . [eisers] heeft recht op vergoeding van de herstelkosten (als schadevergoeding). Aan [eisers] is opdracht gegeven om toe te lichten wat [naam] ter uitvoering van het herstel heeft gedaan en wat de kosten daarvan zijn (tussenvonnis, r.o. 4.252 tot en met 4.254).
2.7.
[eisers] heeft in zijn akte toegelicht dat [naam] inmiddels zowel het bovenste deel als het onderste deel van de aangebrachte afdichting tussen woning en serre heeft moeten herstellen. De kosten van dit herstelwerk bedragen volgens een specificatie van [naam] € 1.528,23 inclusief btw (€ 1.024,87 voor het bovenste deel, € 503,36 voor het onderste deel). Dit bedrag van € 1.528,23 wordt door [gedaagde] aanvaard. Dit bedrag wordt toegewezen. Naar de rechtbank begrijpt, zijn alle gebreken inmiddels door [naam] hersteld. Met de vergoeding van het bedrag van € 1.528,23 komt [eisers] alsnog in de positie waarin hij bij deugdelijke nakoming door [gedaagde] had verkeerd, namelijk deugdelijke reparatie van de aansluiting tegen een uitgave van (per saldo) € 2.855,60. Met de betaling van € 1.528,23 is zijn schade dus vergoed. Anders dan [eisers] stelt, is er geen grondslag of aanleiding om de schadevergoeding op een hoger bedrag (van € 2.855,60) te bepalen, ook niet als het zo is dat [naam] het werk van [gedaagde] helemaal opnieuw heeft moeten doen (wat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist). In wezen stelt [eisers] hiermee de door hem aan [gedaagde] te betalen prijs voor het meerwerk weer ter discussie, maar die discussie is in het tussenvonnis al beslecht en kan niet meer worden heropend. De rechtbank verwijst daartoe naar wat hiervoor onder r.o. 2.5 is overwogen.
2.8.
De door [gedaagde] te betalen herstelkosten voor het herstel van de scheurvorming van de gevel en de aansluiting van de serre op de woning worden daarmee vastgesteld op een bedrag van
€ 2.404,27(€ 876,04 + € 1.528,23).
ii. herstelkosten ramen serre
2.9.
De rechtbank heeft [eisers] in het tussenvonnis opgedragen om bij akte toe te lichten en zo veel mogelijk met stukken te onderbouwen wat een redelijk bedrag is voor het herstel van de vastgestelde gebreken aan de 107 ramen van de serre, te weten (i) het ontbreken van celband tussen het kozijn, het glas en de glaslatten, (ii) het plaatsen van nieuwe glaslatten en (iii) het kitten van de ramen aan de binnenzijde en de buitenzijde.
2.10.
Vast staat dat [eisers] de gebreken al door een glaszetter heeft laten herstellen. Vast staat ook dat de glaszetter daarbij het door [gedaagde] geplaatste nieuwe glas zelf niet heeft vervangen. In het tussenvonnis is geoordeeld dat vervanging kennelijk niet noodzakelijk was en dat niet (gemotiveerd) is gesteld dat het behouden van het glas problemen oplevert, zodat dat [eisers] geen recht heeft op een bedrag voor vergoeding van nieuwe beglazing (r.o. 4.54).
2.11.
[eisers] heeft in zijn akte (evenals eerder ter zitting) gesteld dat [gedaagde] beglazing met een standaardmaat had geleverd terwijl de kozijnen verschillende maatvoering hadden, zodat de ruiten niet allemaal goed in de kozijnen passen. [eisers] heeft ook gesteld dat hij uit kostenoverwegingen ervoor heeft gekozen om de ruiten te behouden, maar dat hij hiermee in feite genoegen heeft genomen met een inferieure oplossing en dat na herstel nog steeds schade resteert. Die gestelde resterende schade is echter (evenals eerder) niet toegelicht of onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om terug te komen van het eerdere uitgangspunt dat de kosten voor levering van nieuwe beglazing buiten de schadebegroting blijven.
2.12.
Het gaat daarmee uitsluitend nog om de vraag wat de schade is die is verbonden aan het herstel van de onder 2.9 genoemde gebreken aan de ruiten. De rechtbank stelt voorop dat deze schade (de herstelkosten) bij voorkeur zo concreet mogelijk wordt begroot. Dekra heeft eerder een inschatting gemaakt van de waarschijnlijke herstelkosten, maar inmiddels is daarvan een beter en nauwkeuriger beeld gekregen, omdat [eisers] al herstel heeft laten uitvoeren. Het ligt dan op de weg van [eisers] om nadere gegevens van de werkelijke herstelkosten te verstrekken, zodat een passende schadebegroting kan worden gemaakt. Voldoende duidelijk is ook dat dit de kern van de aan [eisers] gegeven opdracht in het tussenvonnis was (zie tussenvonnis, r.o. 4.55 en 4.56).
2.13.
[eisers] heeft in zijn akte gesteld dat er geen bewijsstukken voorhanden zijn van het uitgevoerde herstelwerk, omdat dit zonder offerte of factuur en tegen contante betaling (oftewel: ‘zwart’) is gedaan. [eisers] heeft ter zitting en in zijn akte toegelicht dat hij zich om verschillende redenen genoodzaakt zag tot deze wijze van herstel: snel herstel was noodzakelijk (hij moest het huis wind- en waterdicht zien te krijgen), het was lastig mensen te vinden die (op korte termijn) tot herstel bereid en in staat waren en [eisers] moest de continu stijgende kosten beperken.
2.14.
Dat [eisers] om de door hem genoemde redenen heeft gekozen voor ‘zwart’ herstel – wat er verder ook zij van (de begrijpelijkheid van) die keuze – betekent niet dat [eisers] daarmee is ontheven van het uitgangspunt dat hij in beginsel de stelplicht en de bewijslast draagt van de omvang van de schade. [eisers] heeft in dit geval ook een opdracht tot nadere onderbouwing van de herstelkosten gekregen. Weliswaar is duidelijk dat er geen offertes of facturen van het herstelwerk zijn, maar de rechtbank ziet niet in waarom dat betekent dat [eisers] geen enkele indicatie kan geven van de betaalde herstelkosten. Immers, voorshands mag worden aangenomen dat [eisers] ook zonder facturen of offertes wel enige aanknopingspunten moet kunnen geven van de prijsafspraken die hij met de glaszetter heeft gemaakt (over een vaste prijs of een uurtarief) of van de contante betalingen die (ongeveer) aan de glaszetter zijn gedaan. Dit te meer, nu [eisers] ter zitting heeft toegelicht dat hij geld overmaakte vanaf zijn spaarrekening en dan daarbij schreef om welke kosten/posten het ging. Ook heeft [eisers] toegelicht dat hij op enig moment een opstelling van de kosten tot dan toe had gemaakt, en dat daarbij ook kosten van de glaszetter stonden. [eisers] heeft in zijn akte niet toegelicht waarom hij over dit een en ander geen nadere informatie heeft kunnen verstrekken.
2.15.
[eisers] heeft daarmee niet aan zijn nadere motiveringsplicht voldaan. Nu er geen informatie is over de daadwerkelijke herstelkosten, is het niet mogelijk die kosten nauwkeurig te begroten of een debat te voeren over de omvang van het betaalde bedrag. Anders dan [gedaagde] primair bepleit, leidt dat niet tot afwijzing van de vordering tot schadevergoeding. Het staat immers wel vast dat [eisers] schade heeft geleden als gevolg van meerdere aan [gedaagde] toe te rekenen tekortkomingen. De rechtbank zal de schade daarvan hierna op meer abstracte wijze begroten, door aan de hand van de wel beschikbare gegevens (zoals het rapport van Dekra en de stellingen van partijen) een begroting of zo nodig schatting van de redelijke herstelkosten te maken. Wel zal die begroting wat meer behoudend zijn, aangezien [eisers] in strijd met de aan hem gegeven opdracht heeft nagelaten aanknopingspunten te geven van de werkelijke herstelkosten en het niet redelijk zou zijn als hij hierdoor uiteindelijk meer vergoed krijgt dan daadwerkelijk aan schade is geleden. Om diezelfde reden zal de schadevergoeding tot een ‘nettobedrag’ (dat wil zeggen: herstelkosten zonder btw) zijn beperkt, aangezien de daadwerkelijke herstelkosten ook zonder btw waren.
2.16.
[eisers] heeft gesteld dat € 16.208,37 (€ 13.395,35 vermeerderd met btw) een redelijke schadebegroting is. [eisers] heeft bij die schadebegroting de kostenbegroting uit het rapport van Dekra (op grote delen) als basis genomen en per herstelpost die begroting overgenomen of een eigen schatting gemaakt. [gedaagde] heeft de schadebegroting van [eisers] en Dekra betwist. [gedaagde] begroot de redelijke herstelkosten op € 4.347,50.
2.17.
Met [gedaagde] acht de rechtbank het redelijk om de schade te begroten (of waar nodig te schatten) door uit te gaan van een redelijk aantal arbeidsuren voor de verschillende herstelwerkzaamheden. Dit aantal uren wordt vervolgens vermenigvuldigd met een redelijk gemiddeld tarief voor ‘zwart werk’ en vermeerderd met de kosten van materiaal. De rechtbank komt hierna tot een lagere schadebegroting dan [eisers] en een (iets) hogere schadebegroting dan [gedaagde] . Anders dan door [gedaagde] is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om een gerechtsdeskundige te benoemen. De rechtbank acht zich op basis van het partijdebat en het rapport van Dekra voldoende in staat om zelf een schatting van de herstelkosten te maken. De schadebegroting wordt hierna uitgewerkt en toegelicht.
monteren en demonteren steigers
2.17.1.
Partijen zijn het erover eens dat kosten voor de huur en aan- en afvoer van een steiger niet van toepassing zijn, nu [eisers] zelf een rolsteiger heeft gekocht. De uren voor op- en afbouw van de steigers komen wel voor vergoeding in aanmerking. Het aantal uren (16 in totaal) is niet in geschil.
demonteren en afvoeren glaslatten en ramen, opnieuw plaatsen ramen en afkitten (aantal uren)
2.17.2.
Het is niet weersproken dat voor het herstel eerst alle 107 ramen en bijbehorende glaslatten zijn verwijderd, vervolgens de oude kitresten op de ramen en kozijnen zijn verwijderd, daarna de bestaande ramen opnieuw zijn gemonteerd en ten slotte alle 428 glaslatten zijn vervangen en gemonteerd. Ook zijn de ramen hierna aan de binnen- en buitenzijde afgekit.
2.17.3.
[eisers] schat de kosten op € 12.595,38 (€ 2.500,- voor demontage, € 7.945,35 voor plaatsing en € 2.150,- voor nieuwe glaslatten en afkitten). Uit de toelichting van [eisers] blijkt niet hoeveel arbeidsuren volgens hem met het werk zijn gemoeid. Wel heeft hij eerder in de conclusie van antwoord in reconventie (randnummer 4.97) gesteld dat de glaszetter ‘een aantal weken’ bezig is geweest met het verwijderen en opnieuw plaatsen van de ramen met nieuwe glaslatten. Het door [eisers] ingebrachte rapport van Dekra geeft wel enig inzicht in de arbeidsduur van het werk. Dekra schat de arbeidsduur voor het demonteren en afvoeren van de glaslatten en ramen in op 50 uren. De arbeidsduur voor het leveren en monteren van nieuwe glaslatten, inclusief afkitten, wordt geschat op 30 uren. Daar komt het monteren van de ramen nog bij, maar Dekra heeft daarvoor alleen een bedrag genoemd van € 16.500,-, inclusief het leveren van nieuwe ramen. De arbeidsduur voor het plaatsen is niet gespecificeerd (zie de herstelbegroting bij het rapport van Dekra, p. 3, herstel gebrek 10.3, codes 00-009 t/m 00-011). Wel zal het aantal uren voor de plaatsing, gezien de verhoudingsgewijs forse omvang van het bedrag, behoorlijk zijn. [eisers] heeft nog gewezen op de website dubbelglas.nu, waarin voor het plaatsen van HR++ glas € 79,95,- per raam wordt gerekend (productie 201). [eisers] heeft echter niet verduidelijkt in hoeverre dit bedrag ziet op de kosten van het glas en in hoeverre dit (ook) plaatsingskosten omvat.
2.17.4.
Volgens [gedaagde] is met het verwijderen en terugplaatsen van de ramen met glaslatten in redelijkheid niet meer dan 1 uur manarbeid per raam gemoeid. Met het afkitten van de ramen zijn volgens [gedaagde] ongeveer 20 minuten per raam (voor- en achterzijde) gemoeid, oftewel afgerond 40 uren. In totaal komt dat op (afgerond) (107 + 40 =) 157 uren.
2.17.5.
Gelet op het genoemde aantal uren in het rapport van Dekra, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat het werk voor het verwijderen en terugplaatsen van de ramen ongeveer 1 uur per raam heeft gekost. De rechtbank begroot het aantal uren voor het werk, voorzichtig geschat, op 160 uren (4 weken van 40 uur). Die schatting sluit aan bij de eerdere stelling van [eisers] dat het werk ‘een aantal weken’ heeft geduurd.
2.17.6.
Ten aanzien van het te hanteren uurtarief wordt als volgt overwogen. Uit de schadebegroting van [eisers] volgt dat hij het rapport van Dekra in grote lijnen als uitgangspunt neemt. Dekra gaat uit van een uurtarief van € 55,- netto, exclusief btw. Met [gedaagde] acht de rechtbank het niet aannemelijk dat dit reguliere marktconforme tarief representatief is voor ‘zwart’ herstelwerk: voor zulk werk zal meestal een lager (netto) uurtarief worden gehanteerd. Aan de andere kant komt ook het door [gedaagde] genoemde uurtarief van € 25,- de rechtbank voorshands vrij laag voor. [gedaagde] heeft in zijn akte ook niet met concrete stukken onderbouwd waarom € 25,- per uur – zoals hij stelt – een gangbaar tarief is voor het hier verrichte herstelwerk. De rechtbank zal bij gebrek aan voldoende onderbouwde aanknopingspunten zelf een (voorzichtige) schatting maken van het te hanteren tarief. Naar schatting van de rechtbank zal dit ergens tussen de twee genoemde tarieven in liggen, maar meer in de buurt van het door [gedaagde] genoemde bedrag van € 25,- dan in de buurt van het door Dekra gehanteerde tarief van € 55,-. De rechtbank acht in dit geval een netto tarief van € 35,- per uur een redelijke en voldoende voorzichtige schatting om bij aan te knopen. De arbeidskosten voor het herstelwerk worden aldus geschat op € 6.160,- (176 uren x € 35,-).
materiaalkosten (glaslatten, RVS-afwerknagels, kit)
2.17.7.
Dan resteren nog de materiaalkosten. [eisers] vordert onder meer vergoeding van nieuwe glaslatten. In het tussenvonnis is geoordeeld dat partijen uitgingen van hergebruik van de oude glaslatten en dat de levering van nieuwe glaslatten geen onderdeel was van de overeenkomst (tussenvonnis, r.o. 4.46 en 4.47). Weliswaar is [gedaagde] toerekenbaar tekortgekomen door de oude glaslatten terug te plaatsen terwijl die niet meer pasten, maar ook als [gedaagde] wel zorgvuldig zou hebben gehandeld en die oude latten niet had teruggeplaatst, zou [eisers] zelf in beginsel voor de nieuwe glaslatten hebben moeten betalen. Zonder nadere onderbouwing, die [eisers] niet heeft gegeven, valt dan ook niet in te zien dat de nieuwe glaslatten kunnen worden aangemerkt als schade die het gevolg is van de geconstateerde tekortkoming.
2.17.8.
Niet in geschil is dat de kosten voor nieuwe kit en RVS-afwerknagels wel onderdeel zijn van de te vergoeden schade. Ook zijn partijen het erover eens dat deze materiaalkosten inclusief btw moeten worden vergoed. [gedaagde] begroot de kosten voor de kit op € 212,50 inclusief btw (50 patronen à € 4,25,-) en de afwerknagels op € 60,- inclusief btw (2.500 stuks). Hoewel die kosten niet zijn onderbouwd, heeft [eisers] hier ook geen concrete eigen begroting tegenover geplaatst. In het rapport van Dekra zijn de materiaalkosten voor het plaatsen en afkitten van de nieuwe latten ingeschat op € 600,- inclusief btw, maar dat is inclusief de latten. Ook hier geldt dat de materiaalkosten, naar schatting, waarschijnlijk ergens tussen de beide bedragen in zullen liggen, waarschijnlijk meer in de buurt van het door [gedaagde] genoemde bedrag.
2.18.
De rechtbank begroot op grond van het voorgaande de totale herstelkosten van de ramen, inclusief materiaalkosten, op een bedrag van in totaal
€ 6.500,-. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een voldoende redelijke en voorzichtige schatting van de kosten van het herstelwerk. Voor zover [eisers] meer dan dit bedrag heeft gevorderd, wordt dat meerdere als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
iii. herstelkosten vensterbanken
2.19.
In het tussenvonnis is vastgesteld dat de natuurstenen vensterbanken zijn beschadigd bij de uitvoering van het werk en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de daarmee samenhangende herstelkosten. Aan [eisers] is opgedragen om nader toe te lichten (en met offertes van ter zake deskundige herstelbedrijven te onderbouwen) wat de noodzakelijke herstelmethode is van de beschadigingen en wat de kosten daarvan zijn.
2.20.
[eisers] heeft in zijn akte verklaard dat hij niet tijdig heeft kunnen onderzoeken welke herstelmethode adequaat zou kunnen zijn, zodat hij ervan uitgaat dat polijsten een geschikte herstelmethode zal zijn. Wel heeft [eisers] via WhatsApp aan [naam] gevraagd wat volgens hem de waarschijnlijke kosten zijn van het polijsten van de krassen op de vensterbanken (17 strekkende meters van 30 centimeters breed, volgens [eisers] weinig diepe krassen, wel veel oppervlakkige). [naam] heeft hierop geantwoord:
“Voor het polijsten van het Belgisch hardsteen denk ik dat je rond de 1.500,00 Euro ex. B.T.W. kunt hanteren. Is wel afhankelijk van de schade maar ik denk dat dit bedrag redelijk is.”
[eisers] verzoekt de rechtbank de schade op basis van deze verklaring te begroten op € 1.815,- inclusief btw.
2.21.
[gedaagde] betwist het gevorderde schadebedrag, dit is volgens hem excessief. [gedaagde] betwist dat [naam] deskundig is op het gebied van natuursteen. Met het herstel zal volgens [gedaagde] niet meer dan 1 mandag arbeid voor een natuursteenbewerker zijn gemoeid, wat neerkomt op € 440,- exclusief btw aan arbeid met reistijd en kosten en € 150,- exclusief btw aan materiaalkosten.
2.22.
De rechtbank overweegt als volgt. De expert van Dekra, die de beschadigingen van de vensterbanken ter plaatse heeft vastgesteld, heeft de herstelkosten voor het herstel van de vensterbanken ingeschat op € 4.800,-, exclusief btw (8 stuks x € 600,-). Hoewel [naam] de kosten op een veel lager bedrag inschat, bevestigt zijn verklaring dat met het herstel van de natuurstenen vensterbanken een redelijke hoeveelheid kosten is gemoeid. De rechtbank acht de lagere begroting van [gedaagde] (die niet met enig concreet bewijsstuk wordt gestaafd) hiertegenover onvoldoende onderbouwd. Alles overwegende acht de rechtbank een bedrag van
€ 1.815, inclusief btw, een voldoende onderbouwde en redelijke begroting van de herstelkosten. Dit bedrag wordt toegewezen.
conclusie herstelkosten
2.23.
De totale herstelkosten, inclusief vergoeding voor waardevermindering, komen daarmee uit op € 98.525,76 (€ 87.806,49 + 2.404,27 + € 6.500,- + € 1.815,-). Daartegenover staat een opeisbare vordering van [gedaagde] van € 14.136,60 (restant van de aanneemsom en meerwerk). [eisers] heeft ter zake een beroep op verrekening gedaan. [1] De verrekening werkt op grond van de wet terug tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan en heeft tot gevolg dat beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijke verloop teniet gaan (artikelen 6:127 en 6:129 BW). Na verrekening resteert een door [gedaagde] aan [eisers] te betalen schadevergoeding van
€ 84.389,16. [eisers] heeft ook vergoeding van wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) gevorderd over deze schadevergoeding, te rekenen vanaf de datum van de omzettingsverklaring (16 december 2021). Deze rentevordering is als niet (voldoende) weersproken en op de wet gegrond toewijsbaar.
vermeerdering eis (kosten Dekra en buitengerechtelijke incassokosten)
2.24.
[eisers] heeft in de akte zijn eis, althans de gronden daarvan, vermeerderd door ook de kosten van Dekra experts (in totaal € 3.454,55) als kostenposten toe te voegen aan de schadevergoedingsvordering. [gedaagde] maakt geen bezwaar tegen de eisvermeerdering zelf, maar voert daartegen wel inhoudelijk verweer in de antwoordakte.
2.25.
De eisvermeerdering is niet in strijd met de goede procesorde en wordt toegelaten.
De toegevoegde kosten zijn ook toewijsbaar. Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen ook redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als schade voor vergoeding in aanmerking. In dit geval is aan alle voorwaarden voor vergoeding voldaan: het inschakelen van Dekra is het gevolg van de wanprestatie van [gedaagde] (causaal verband), het is redelijk dat [eisers] Dekra heeft ingeschakeld om de omvang van de wanprestatie en de schade vast te stellen, en de kosten van Dekra zelf zijn ook redelijk.
Dat de rechtbank op onderdelen de schade-inschatting van Dekra als te hoog heeft beoordeeld en niet heeft gevolgd, doet niet eraan af dat sprake is van een voldoende objectief, onafhankelijk en deugdelijk deskundigenrapport waarvan [gedaagde] de kosten heeft te dragen. Dat geldt ook voor de nadere verklaring van Dekra (productie 86). Het is begrijpelijk dat [eisers] Dekra om een nadere verklaring heeft gevraagd om de ernst van de gebreken (met name aan de vloer) nogmaals te verduidelijken, ook gelet op het (als ongegrond verworpen) verweer van [gedaagde] tegen de ernst van die gebreken in de conclusie van antwoord. De kosten van de nadere verklaring zijn eveneens redelijk.
2.26.
Dat de kosten (uiteindelijk) door de rechtsbijstandsverzekeraar worden gedragen, dient buiten beschouwing te blijven. Het betreft immers vermogensschade aan de zijde van [eisers] , zij het dat deze door een verzekering is gedekt. [gedaagde] dient dan ook een bedrag van
€ 3.454,55als door [eisers] geleden schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW te vergoeden.
buitengerechtelijke incassokosten
2.27.
Het is voldoende gesteld en onderbouwd dat [eisers] tot verhaal van zijn vordering buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht, die meer omvatten dan de verrichtingen ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, die onder de proceskostenveroordeling vallen. [eisers] heeft recht op een redelijke vergoeding van de buitengerechtelijke kosten (artikel 6:96 lid onder c BW). De kosten worden met toepassing van de wettelijke staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (uitgaande van een vordering van € 84.389,16 + € 3.454,55 = € 87.843,71) begroot op
€ 1.653,44.
opheffen beslag, onrechtmatig beslag?
2.28.
[eisers] heeft tot verhaal van zijn vordering beslag doen leggen op twee onroerende zaken, banksaldi en huurpenningen. Het is niet gebleken dat de beslagen nietig, onnodig of onrechtmatig zijn. De rechtbank verwijst daartoe naar wat in r.o. 4.261 tot en met 4.265 van het tussenvonnis al is overwogen in het kader van de provisionele vordering tot opheffing van een deel van de beslagen. Die overwegingen kunnen hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. Vastgesteld is dat [eisers] een vordering op [gedaagde] heeft ter hoogte van € 87.843,71, nog te vermeerderen met rente en kosten. Gelet op wat in het tussenvonnis is overwogen heeft [eisers] ook thans nog een belang bij handhaving van de beslagen. De reconventionele vordering tot opheffing van de beslagen dient dan ook te worden afgewezen, ook voor zover het gaat om de huurpenningen. Weliswaar heeft [gedaagde] gesteld dat ten onrechte beslag is gelegd op het aan de echtgenote van [gedaagde] toekomende deel van de huurpenningen, maar zoals in het tussenvonnis al is vastgesteld hebben beide partijen zich bereid verklaard om via de weg van een herziene derdenverklaring te bewerkstelligen dat de aan de echtgenote toekomende helft van de huur van het beslag kan worden ontheven. Nu niets anders is gesteld of gebleken, gaat de rechtbank ervan uit dat dit is gebeurd en dus geen belang meer bestaat bij een bevel tot opheffing van dit deel van het beslag (voor zover [gedaagde] die opheffing al kan vorderen, het is immers niet zijn deel dat ten onrechte beslagen is). Evenmin kan worden geoordeeld dat [eisers] in verband met dit beslag onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Dat onterecht de aan de echtgenote toekomende helft van de huur onder het beslag is komen te vallen, laat onverlet dat het beslag op het huurdeel van [gedaagde] wel rechtmatig was. Dit klemt te meer, nu [eisers] niet weersproken heeft gesteld dat hij beslag heeft gelegd ten laste van [gedaagde] en dat het niet aan hem kan worden verweten dat de huurder vervolgens een onjuiste derdenverklaring heeft afgelegd. De door [gedaagde] gevorderde veroordeling tot schadevergoeding wegens onrechtmatig gelegd beslag, wordt dus eveneens afgewezen.
beslagkosten en proceskosten
2.29.
Nu niet is gebleken dat de beslagen onnodig of onrechtmatig waren, heeft [eisers] op grond van artikel 706 Rv recht op vergoeding van de beslagkosten door [gedaagde] . De beslagkosten worden zoals gevorderd begroot op
€ 1.390,53, waarvan € 314,- aan griffierecht.
2.30.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie. De proceskosten in conventie aan de kant van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 133,58
- griffierecht € 1.963,-
- salaris advocaat € 3.642,- (3,0 punten × tarief IV)
- nakosten
€ 139,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.877,58
De proceskosten in reconventie aan de kant van [eisers] worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.821,- (3,0 punten × tarief IV x factor 0,5)
- nakosten
€ 139,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.960,-
2.31.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten, de beslagkosten en de incassokosten en de expertisekosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. Ook de in conventie gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt toegewezen.
2.32.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten in het incident. Gelet op de zeer nauwe samenhang met de procedure in reconventie (waarin ook de opheffing van de beslagen was gevorderd) worden de proceskosten in het incident aan de zijde van [eisers] begroot op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in het incident, aan de zijde van [eisers] begroot op nihil;
in de hoofdzaak, in conventie
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 84.389,16, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) vanaf 16 december 2021 tot aan de dag van volledige voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van opgeteld € 6.498,52 (€ 3.454,55 voor kosten van Dekra, € 1.653,44 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.390,53 aan beslagkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) als deze bedragen niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis zijn voldaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.877,58, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 46,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over de proceskosten, als deze bedragen niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.6.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak, in reconventie
3.8.
wijst de vorderingen af;
3.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.960,-, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 46,- extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024. [2]

Voetnoten

1.Conclusie van antwoord in reconventie, randnummer 3.38, pleitnota mr. Smal, randnummer 11.3, en de verklaring van mr. Smal op de mondelinge behandeling van 6 december 2023 (p. 5 van de zittingsaantekeningen).
2.type: 2431