ECLI:NL:RBDHA:2024:13866

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.21180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser met betrekking tot de afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 7 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 19 april 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de minister de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de benadering door cultgroepen en de problemen met de mensensmokkelaar niet geloofwaardig zijn geacht. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd en er is geen bewijs dat de mensensmokkelaar hem of zijn moeder iets zou aandoen.

Eiser heeft ook aangevoerd dat hij vanwege de aanwezigheid van Boko Haram in Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank oordeelt echter dat dit nieuwe asielmotief niet in de procedure kan worden betrokken, omdat het te laat is ingediend en een uitgebreid onderzoek vereist. De rechtbank benadrukt dat eiser de mogelijkheid had om alle relevante asielelementen tijdens het gehoor naar voren te brengen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de afwijzing in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft op 7 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 april 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is in Nigeria benaderd door cultgroepen om zich bij hen aan te sluiten, maar heeft dit geweigerd. In 2014 is eiser uit Nigeria vertrokken, omdat een Nigeriaanse man hem beloofde dat hij in Europa geld kon verdienen. Deze man kwam zijn beloftes niet na en daarom besloot eiser na ruim vijf jaar voor deze man te hebben gewerkt, te vertrekken naar Nederland. Eiser vreest dat deze man hem en zijn moeder zal vermoorden, omdat eiser zonder toestemming van deze man naar Nederland is gegaan. Daarnaast vreest eiser bij terugkeer naar Nigeria voor de cultgroepen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) benadering door cultgroepen en (3) problemen met mensensmokkelaar.
5.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De benadering door cultgroepen wordt niet geloofwaardig geacht, omdat eiser hierover tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard. Ook de problemen met de mensensmokkelaar worden niet geloofwaardig geacht, omdat niet is gebleken dat Joseph naar eiser op zoek zou zijn en eiser of de moeder van eiser iets zou willen aandoen. Daarnaast heeft eiser sinds zijn vertrek bij Joseph niets meer van hem vernomen en is niet gebleken dat Joseph eiser of zijn moeder heeft lastiggevallen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Mocht de minister de tegenstrijdigheden in het gehoor aan eiser tegenwerpen?
6. Eiser stelt dat de minister gelet op het advies van Medifirst ten onrechte de tegenstrijdigheden in zijn asielrelaas, met name wat betreft de periodes waarin bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, heeft tegengeworpen. Eiser heeft namelijk vanwege verminderde cognitieve vaardigheden en laaggeletterdheid niet begrepen wat aan hem werd gevraagd tijdens de gehoren, ook niet nadat de geconstateerde tegenstrijdigheden uitdrukkelijk zijn uitgelegd. Eiser heeft last van een verkorte concentratie en is niet in staat om exacte data te benoemen over zijn asielrelaas. [2]
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Het is niet gebleken dat de tegenstrijdigheden in het asielrelaas van eiser niet aan hem kunnen worden tegengeworpen, omdat de gehoormedewerkers namelijk rekening hebben gehouden met de aanwijzingen uit het advies van Medifirst van 16 november 2023 door op meerdere momenten eiser de kans te geven om de gestelde vragen te begrijpen en om aan te geven of eiser de vragen begrepen heeft. De gehoormedewerkers hebben tijdens de gehoren op meerdere momenten de vragen voor een tweede keer op een andere manier geformuleerd. [3] Op deze manier is aan eiser de mogelijkheid gegeven om de vraag beter te begrijpen en om zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven op de vragen. Ook is aan eiser op meerdere momenten om bevestiging gevraagd op wat hij eerder heeft verklaard, door te vragen of de gehoormedewerker eiser goed heeft begrepen en of het klopt wat eiser heeft verklaard. [4] Aan eiser is de mogelijkheid gegeven om nog een keer na te denken over zijn gegeven verklaringen. [5] Verder is aan eiser de mogelijkheid gegeven om tijdens de gehoren te reageren op tegenstrijdigheden. [6] Eiser heeft bovendien op meerdere momenten wel duidelijk antwoord gegeven op de vragen, waardoor niet te stellen is dat eiser onvoldoende cognitieve vaardigheden heeft gehad om het gehoor goed te begrijpen. Tenslotte is door de gehoormedewerker aan eiser gevraagd hoe het gaat met zijn concentratie, of hij nog voldoende in staat is om vragen te beantwoorden en of hij lichamelijk en geestelijk in staat is om het gehoor te laten plaatsvinden. [7] De stelling van eiser dat hij last heeft van verkorte concentratie en niet in staat is om exacte data te benoemen over zijn asielrelaas kan dan ook niet slagen. De rechtbank acht daarbij van belang dat volgens het advies van Medifirst eiser heeft aangegeven dat hij data wel ongeveer en bij benadering (in maanden, seizoenen en jaartallen) kan aangeven.
Moet de rechtbank het achtergehouden asielmotief bij de beoordeling van het beroep betrekken?
7. Eiser stelt dat hij vanwege de aanwezigheid van Boko Haram in zijn woonomgeving in Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser stelt namelijk dat zijn vader en zusje zijn gedood tijdens gevechtsacties van Boko Haram. Door de acties van Boko Haram heeft eiser meermalen, samen met andere christenen, moeten vluchten naar het plaatselijke kazerneterrein van het Nigeriaanse leger. Eiser stelt dat de minister hierover niet voldoende heeft doorgevraagd zoals dat wel is gedaan bij de gestelde problemen met de cultgroepen en de problemen met de mensensmokkelaar.
7.1.
De rechtbank moet rekening houden met feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, voor zover dat geen strijd oplevert met de goede procesorde en voor zover de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. [8] Het gevolg hiervan is dat eiser in beroep in beginsel nog nieuwe asielmotieven naar voren kan brengen. Een nieuw asielmotief kan echter alleen in het lopende beroep worden betrokken als zowel de rechtbank als de minister de mogelijkheid hebben om het asielmotief in het kader van het beroep te onderzoeken. Concreet houdt dat in dat het asielmotief volgens de nationale procedureregels tijdig moet zijn ingediend én dat het asielmotief voldoende concreet is om in beroep naar behoren te kunnen worden onderzocht. [9]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het achtergehouden asielmotief van eiser niet in deze procedure betrokken hoeft te worden, omdat dit leidt tot een ontoelaatbare vertraging. De rechtbank acht hierbij van belang dat het asielmotief zonder verschoonbare reden zeer laat naar voren is gebracht. Het ligt op de weg van eiser om zo volledig mogelijk te verklaren en alle relevante asielelementen tijdens het gehoor naar voren te brengen. Dat is aan eiser bij de aanvang van het nader gehoor ook uitdrukkelijk voorgehouden. [10] Tijdens het nader en het aanvullend gehoor is aan eiser op meerdere momenten gevraagd naar zijn vluchtmotieven en zijn vrees bij terugkeer naar Nigeria, maar eiser heeft op geen enkel moment de gestelde problemen met Boko Haram genoemd. Eiser heeft deze problemen met Boko Haram ook niet kenbaar gemaakt in de zienswijze of de correcties en aanvullingen op het nader en het aanvullend gehoor. De stelling van eiser dat onvoldoende is doorgevraagd over de gestelde problemen met Boko Haram kan dan ook niet slagen. Verder acht de rechtbank van belang dat een beoordeling van het achtergehouden asielmotief een omvangrijk onderzoekt vergt, omdat eiser nogmaals aanvullend zal moeten worden gehoord. Nu sprake is van een asielmotief dat zonder verschoonbare reden zeer laat naar voren is gebracht en waarop niet zonder nader onderzoek kan worden beslist, is het niet onevenredig bezwarend voor eiser om een nieuwe aanvraag in te dienen waarin hij dit nieuwe asielmotief naar voren brengt. [11] De rechtbank is van oordeel dat dit niet in strijd is met het arrest Bahaddar. [12] Gelet op de inhoud van het dossier en wat er ter zitting is besproken, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de overdracht aan Nigeria onmiskenbaar zal leiden tot een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Eiser wijst ter onderbouwing naar het advies van Medifirst van 16 november 2023.
3.Rapport nader gehoor, p. 4, 5, 11-14, 17, 18, 20-24, 27-29, 31, 32, 34-36.
4.Rapport nader gehoor, p. 4, 11-14, 17, 18, 20-24, 27, 28, 31 en 32.
5.Zo is aan eiser gevraagd of hij zeker weet dat hij de mensensmokkelaar in 2011 voor het eerst heeft ontmoet (rapport nader gehoor, p. 27) en of eiser het zeker weet dat hij in 2019 voor het laatst contact heeft gehad met zijn moeder (rapport nader gehoor, p. 29).
6.Rapport nader gehoor, p. 37.
7.Rapport nader gehoor, p. 26, 27 en 32.
8.Dat staat in artikel 83, eerste en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
9.ABRvS 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073.
10.Rapport nader gehoor, p. 3 en 26.
11.ABRvS 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073, r.o. 10.
12.EHRM 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494 (