ECLI:NL:RBDHA:2024:13863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
NL 24.25816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër op basis van geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, een Somalische man, had op 25 juni 2023 asiel aangevraagd in Nederland, na te hebben verklaard dat zijn dochter was ontvoerd door de terroristische groepering Al Shabaab en dat hij zelf was mishandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de asielaanvraag op 18 juni 2024 afgewezen, omdat de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser niet voldoende werd geacht. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser heeft documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claims, waaronder een verklaring van aangifte van de ontvoering van zijn dochter en een overlijdensverklaring van zijn broer. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de reactie van de verweerder zorgvuldig gewogen.

De rechtbank concludeert dat de minister de verklaringen van eiser terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn activiteiten op de dag van de ontvoering van zijn dochter en over zijn relatie met Al Shabaab. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende redenen had om de asielaanvraag af te wijzen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25816

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Inleiding

In het besluit van 18 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. E.V. Appeldoorn als kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [datum] 1985 en heeft de Somalische nationaliteit. Hij heeft op 25 juni 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Als redenen voor zijn asielaanvraag heeft eiser opgegeven dat zijn dochter is ontvoerd door leden van de terroristische groepering Al Shabaab en dat hij door leden van deze groepering is mishandeld om toestemming te geven voor het uithuwelijken van zijn dochter. Ook heeft eiser verklaard dat zijn broer is vermoord in de winkel die zij samen uitbaatten en dat hij vervolgens gebeld werd door Al Shabaab met de mededeling dat het eigenlijk de bedoeling was om hem te vermoorden. Volgens eiser heeft Al Shabaab het op hem gemunt omdat hij spullen verkocht aan mensen van de lokale legerbasis, die door Al Shabaab als tegenstanders worden gezien.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig geacht dat eisers dochter door Al Shabaab is ontvoerd en dat eiser door deze groepering is mishandeld. Ook heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft gekregen met Al Shabaab vanwege het verkopen van spullen aan overheidsfunctionarissen. Volgens verweerder heeft eiser daarover namelijk vage en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Verder heeft verweerder overwogen dat eisers voormalige woonplaats [plaats] niet in handen is van Al Shabaab en veilig te bereiken is via de internationale luchthaven in Mogadishu.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder zijn verklaringen over de ontvoering van zijn dochter en over zijn problemen met Al Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser in beroep twee documenten van de Somalische politie met vertalingen overgelegd. Het betreft een verklaring van aangifte van de ontvoering van zijn dochter en een overlijdensverklaring betreffende zijn broer.
5. Tijdens de zitting heeft verweerder op het standpunt van eiser gereageerd. Verweerder heeft meegedeeld dat hij bij het bestreden besluit blijft. Daarin is gemotiveerd dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard. De door eiser overgelegde documenten zijn geen aanleiding voor een ander standpunt. Uit de overlijdensverklaring kan niet worden opgemaakt wanneer eisers broer is overleden en uit de verklaring van aangifte blijkt niet op basis waarvan de conclusie wordt getrokken dat Al Shabaab verantwoordelijk is voor de ontvoering.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Verweerder heeft als tegenstrijdig aan eiser tegengeworpen dat hij enerzijds heeft verklaard dat hij altijd tot het einde van de ochtend in de winkel werkte, en anderzijds dat hij op de dag dat zijn dochter is ontvoerd pas laat in de middag thuis kwam. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij dit op voorhand tegenstrijdig vindt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder hierover tijdens de gehoren met eiser geen vragen heeft gesteld.
7. Desondanks heeft verweerder de gestelde ontvoering van eisers dochter en de gestelde mishandelingen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft namelijk aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaring dat hij niet meteen naar huis ging toen hij hoorde dat zijn dochter onvindbaar was opmerkelijk is. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat zijn vrouw hem meerdere keren heeft opgebeld toen hij aan het werk was en heeft verteld dat zij de dochter nergens kon vinden. Eiser kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij niet meteen ongerust hoefde te zijn aangezien zijn dochter regelmatig naar vriendinnen ging om een gezelschapsspel te spelen. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij van zijn vrouw hoorde dat zij ook bij deze vriendinnen was gaan kijken, maar de dochter niet kon vinden. Ook heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat het geen probleem voor hem was om de winkel in de loop van de dag te verlaten aangezien zijn broer het werk kon overnemen.
8. Daarnaast heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat het niet aannemelijk is dat twee vrouwen uit de buurt die volgens eiser getuige waren van de ontvoering dit niet meteen bij hem hebben gemeld. Ook heeft verweerder het niet aannemelijk mogen achten dat eisers moeder, die volgens hem ook op de hoogte was van de ontvoering, dit niet meteen bij hem heeft gemeld.
9. Ten slotte heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard over het eindigen van de mishandelingen. Eiser heeft verklaard dat hij onder druk van de mishandelingen uiteindelijk toestemming heeft gegeven voor het uithuwelijken van zijn dochter, en dat de mishandelingen daardoor stopten. Maar daarnaast heeft eiser verklaard dat hij een doelwit was voor Al Shabaab omdat hij contacten onderhield met de legerbasis. Verweerder heeft gelet daarop mogen overwegen dat het niet inzichtelijk is waarom eiser na het geven van de toestemming voor het huwelijk kennelijk niet meer in de negatieve belangstelling van Al Shabaab zou hebben gestaan.
10. Ook de door eiser gestelde problemen met Al Shabaab vanwege het verkopen van spullen aan overheidsfunctionarissen heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het uitzetten van zijn telefoon. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat hij zijn telefoon had uitgezet omdat hij bang was dat Al Shabaab hem anders kon lokaliseren. Anderzijds heeft eiser echter verklaard dat hij in die periode gebeld werd door de jongens uit zijn wijk in verband met de begrafenis van zijn broer.
11. Verder heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard over het al dan niet opnemen van anonieme telefoontjes. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij op de dag van de moordaanslag een anonieme oproep heeft opgenomen, terwijl hij ook heeft verklaard dat hij nooit een anonieme oproep zou opnemen en dat bekenden in zijn ervaring nooit bellen met een anoniem nummer.
12. Daarnaast heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat het niet aannemelijk is dat Al Shabaab zich bij de moordaanslag zou vergissen, aangezien eiser heeft verklaard dat zijn broer het grootste gedeelte van de dag in de winkel aanwezig was en de winkel de naam van de broer droeg.
13. Ten slotte heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard over het ontvangen van geld van Al Shabaab. Eiser heeft verklaard dat hij geld heeft ontvangen van Al Shabaab om zijn eigen begrafenis te bekostigen. Eiser verklaart echter enerzijds dat hij niet weet wanneer hij dat geld heeft ontvangen, maar anderzijds dat hij het geld heeft gebruikt om een vlucht naar Mogadishu te regelen.
14. De door eiser in beroep overgelegde stukken vormen geen aanleiding voor een ander oordeel. In de overlijdensverklaring staat dat de daders eiser wilden liquideren, maar uit niets blijkt waarop deze stelling is gebaseerd. In de verklaring van aangifte staat dat de dochter van eiser is ontvoerd door Al Shabaab, maar niet blijkt hoe de politie dit heeft vastgesteld.
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt dan ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 augustus 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.