ECLI:NL:RBDHA:2024:13856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.28942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister heeft op 18 juli 2024 besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank onderzoekt of het besluit van de minister zorgvuldig tot stand is gekomen en of het beroep ontvankelijk is. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend in Italië, Duitsland en Zwitserland. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet enkel een herhaling zijn van eerdere zienswijzen, en verklaart het beroep ontvankelijk. Vervolgens concludeert de rechtbank dat het besluit van de minister zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom hij niet aan Duitsland kan worden overgedragen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Kompier, in aanwezigheid van griffier mr. H.C.M. Pijnenburg, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28942

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 18 juli 2024 waarin de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordiger door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
4.1.
Eiser heeft eerder drie keer een asielaanvraag ingediend in Italië, twee keer in Duitsland en één keer in Zwitserland. Nederland heeft bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Is het beroep ontvankelijk?
5. De minister heeft op de zitting het standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk is [3] , omdat de beroepsgronden een herhaling behelzen van wat er in de zienswijze is aangevoerd. Eiser heeft volgens de minister niet toegelicht waarom de motivering in het bestreden besluit niet voldoende zou zijn.
5.1.
De rechtbank volgt de minister niet. De gronden in beroep bevatten niet enkel een herhaling van de zienswijze. In de gronden van beroep heeft eiser, in tegenstelling tot de zienswijze, ook aangevoerd dat hij niet alsnog is geïnformeerd over het verzoek om terugname aan Duitsland en dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het voornemen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het beroep ontvankelijk is.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
6. Eiser betoogt dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en als gevolg daarvan ondeugdelijk is gemotiveerd. Tijdens het aanmeldgehoor lag de nadruk op overdracht aan Italië en is niet aan eiser gevraagd wat hij zou doen als hij zou worden overgedragen aan Duitsland. Eiser is ook niet - zoals gebruikelijk - alsnog geïnformeerd over het verzoek om terugname aan Duitsland. Verder is hij niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen om hem aan Duitsland over te dragen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat aan hem in het aanmeldgehoor geen vragen zijn gesteld over een mogelijke overdracht aan Duitsland. In het aanmeldgehoor is namelijk aan eiser gevraagd of hij bezwaar zou hebben om terug te keren naar Duitsland in het geval Duitsland verantwoordelijk zou blijken voor de behandeling van de asielaanvraag. Daarop heeft eiser geantwoord dat hij naar geen enkel ander land terug wil, dat hij zijn vrouw hierheen wil halen en hier een toekomst op wil bouwen. Hij heeft in het aanmeldgehoor dus ook geen specifieke bezwaren geuit tegen een overdracht aan Duitsland. Ook in de zienswijze en in de gronden van beroep heeft eiser niet geconcretiseerd waarom hij niet aan Duitsland kan worden overgedragen. Dat eiser niet is geïnformeerd over het verzoek om terugname aan Duitsland volgt de rechtbank ook niet, nu dit in het voornemen aan hem bekend is gemaakt. Bovendien is eiser wel in de gelegenheid gesteld om op het voornemen te reageren, en dat blijkt ook uit de zienswijze die door hem is ingediend. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht.