ECLI:NL:RBDHA:2024:13856
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister heeft op 18 juli 2024 besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank onderzoekt of het besluit van de minister zorgvuldig tot stand is gekomen en of het beroep ontvankelijk is. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend in Italië, Duitsland en Zwitserland. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet enkel een herhaling zijn van eerdere zienswijzen, en verklaart het beroep ontvankelijk. Vervolgens concludeert de rechtbank dat het besluit van de minister zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom hij niet aan Duitsland kan worden overgedragen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Kompier, in aanwezigheid van griffier mr. H.C.M. Pijnenburg, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.