ECLI:NL:RBDHA:2024:1384
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoekster tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van verzoekster. Op 19 december 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder niet heeft gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster door haar aanvraag alsnog in te willigen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De rechtbank heeft een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd, zoals gebruikelijk is voor deze zittingsplaats. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.