ECLI:NL:RBDHA:2024:13820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.33831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering tot Nederland op basis van Schengengrenscode en Vreemdelingenwet

Op 28 augustus 2024 heeft de ambtenaar belast met grensbewaking verzoeker de toegang tot het Schengengrondgebied geweigerd. Verzoeker, geboren op [datum] en van Turkse nationaliteit, heeft hiertegen administratief beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld verweer te voeren, wat op 29 augustus 2024 om 11:45 uur is gebeurd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan, omdat onverwijlde spoed dat vereiste.

De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker op 14 april 2022 zijn verblijfsrecht heeft verloren en dat zijn bezwaar hiertegen op 7 juli 2023 ongegrond is verklaard. Verzoeker heeft beroep ingesteld, dat op 25 januari 2024 door de rechtbank gegrond is verklaard. Echter, bij besluit van 20 juni 2024 is het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en is een terugkeerbesluit opgelegd. Verzoeker heeft op 18 juli 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit en om een voorlopige voorziening gevraagd.

Verzoeker heeft op 17 juli 2024 zelfstandig naar Turkije gereisd zonder een terugkeervisum. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker terecht de toegang tot Nederland is geweigerd, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet. Verzoeker heeft geen geldige verblijfsvergunning en er geldt een inreisverbod. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen heeft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33831
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 augustus 2024 in het geschil tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [datum]
van Turkse nationaliteit,
V-nummer [nummer],
(gemachtigde: mr. F. Kilic - Arslan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2024 om 17:10 uur heeft de ambtenaar belast met grensbewaking verzoeker de toegang tot het Schengengrondgebied geweigerd.
Verzoeker heeft op 28 augustus 2024 administratief beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter vervolgens verzocht een voorlopige voorziening te treffen eruit bestaande dat het besluit tot toegangsweigering wordt opgeschort totdat op de bodemzaak is beslist.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld verweer te voeren. Van deze mogelijkheid heeft de minister op 29 augustus 2024 om 11:45 uur gebruik gemaakt.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb – voor zover hier van belang – kan, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb – zakelijk weergegeven – kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet zich in het onderhavige geval die situatie voor.
2. Uit het overgelegde dossier, en meer in het bijzonder het verweerschrift van de minister, blijkt het hierna volgende.
2.1.
Verzoekers verblijfsrecht is op 14 april 2022 beëindigd. Het hiertegen ingestelde bezwaar is op 7 juli 2023 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, welk beroep op 25 januari 2024 door de rechtbank gegrond is verklaard.
2.2.
Bij besluit van 20 juni 2024 is het bezwaar (opnieuw) ongegrond verklaard. Daarnaast is aan verzoeker (opnieuw) een terugkeer besluit opgelegd. Verzoeker heeft op 18 juli 2024 beroep ingesteld tegen het besluit van 20 juni 2024 en om een voorlopige voorziening gevraagd, waardoor verzoeker procedureel rechtmatig verblijf had om de behandeling van de voorlopige voorziening in Nederland af te wachten.
2.3.
Uit de signalering in het SIS is gebleken dat verzoeker op 17 juli 2024 zelfstandig is uitgereisd naar Turkije zonder te beschikken over een terugkeervisum.
2.4.
Bij besluit van 28 augustus 2024 is verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd op grond van artikel 6 eerste lid, onder b van de Schengengrenscode (SGC) [1] , omdat hij niet in het bezit is van een geldig visum of geldig verblijfsvergunning (zogenoemde weigeringsgrond C).
3. De gemachtigde van verzoeker heeft naar voren gebracht dat verzoeker op vakantie is gegaan naar Turkije, en nu toegang tot Nederland wil om de lopende procedure alhier te volgen. De gemachtigde van verzoeker stelt dat verzoeker rechtmatig verblijf heeft gedurende de zijn lopende procedure in Nederland, en tijdig om een voorlopige voorziening heeft gevraagd; deze is immers binnen vier weken ingediend. Hierdoor zou verzoeker rechtmatig verblijf genereren, aldus de gemachtigde van verzoeker.
4. De minister heeft in het verweerschrift – samengevat – uiteengezet dat verzoeker procedureel rechtmatig verblijf had in afwachting van de beslissing op bezwaar, dan wel beroep. Verzoeker kon echter niet vrij uit- en inreizen. Bij een eventuele uitreis zoals thans aan de orde, had verzoeker een terugkeervisum moeten aanvragen of moeten verzoeken om een inreisvisum. Dat heeft hij niet gedaan. Met verzoekers zelfstandige vertrek op 17 juli 2024 heeft hij uitvoering gegeven aan het eerder opgelegde terugkeerbesluit van 14 april 2022, herhaald in het besluit van 20 juni 2024, waardoor ook het inreisverbod in werking is getreden. Hierdoor diende verzoeker vervolgens bij inreis in het Schengengebied te voldoen aan de vereisten uit de Schengengrenscode. Niet is gebleken dat verzoeker de uitkomst van het lopende beroep niet in zijn eigen land kan afwachten.
5. De voorzieningenrechter komt tot het volgende oordeel.
5.1.
Verzoeker is terecht de toegang tot Nederland geweigerd. Verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet. Verzoeker heeft immers geen geldige verblijfsvergunning in Nederland en beschikt niet over een geldig visum en er geldt een inreisverbod jegens hem. Verzoeker heeft er eerder zelf voor gekozen het Schengengebied te verlaten. De voorzieningenrechter sluit zich verder aan bij het standpunt van de minister voor wat betreft het thans verlenen van een terugkeervisum, zoals verwoord in het verweerschrift. Dat verzoeker de lopende beroepsprocedure in Nederland wil afwachten, maakt ook niet dat hem op dit moment toegang moet worden verleend. Verzoeker kan de uitkomst van de beroepsprocedure tegen het besluit van 20 juni 2024 ook afwachten in zijn land van herkomst. Verzoeker heeft verder geen argumenten aangedragen die aanleiding geven voor een ander oordeel.
6. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra - Verbeek, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening nr 539/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2001.