ECLI:NL:RBDHA:2024:13817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/645807 / FA RK 23-2618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken na beëindiging van de relatie tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2023 een beschikking gegeven inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022. De vader en moeder, die een affectieve relatie hebben gehad, zijn gezamenlijk gezagdragers over [minderjarige]. De moeder heeft verzocht om een regeling waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft, maar de moeder heeft verweer gevoerd en verzocht om de omgang op nihil te stellen vanwege zorgen over de vader's gokverslaving en agressieproblematiek. De rechtbank heeft de zaak op 23 mei 2023 behandeld, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft overwogen dat het van groot belang is voor de ontwikkeling van [minderjarige] dat hij contact heeft met beide ouders. Ondanks de zorgen van de moeder, heeft de rechtbank geen bewijs gevonden dat de vader momenteel een gevaar vormt voor [minderjarige]. De rechtbank heeft daarom besloten dat de eerste contacten tussen [minderjarige] en de vader onder begeleiding van een onafhankelijke derde moeten plaatsvinden, om de veiligheid te waarborgen. De rechtbank heeft Stichting Perspectief aangewezen om deze begeleiding te verzorgen.

De rechtbank heeft de ouders ook verwezen naar een traject voor ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding, om de communicatie en samenwerking tussen hen te verbeteren. De beslissing over het gezag, de zorgregeling en de kinderalimentatie is aangehouden tot 1 augustus 2023, om de voortgang van het traject te kunnen evalueren. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om de afgifte van spullen en verplichte hulpverlening voor de vader afgewezen. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. A.C. Olland, bijgestaan door griffier mr. E.S. Pries.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2618
Zaaknummer: C/09/645807
Datum beschikking: 5 juni 2023

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 8 april 2023 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.M.E. Hoekstra te Hoorn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij deze rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.T. Kumar te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het aanvullende verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek.
Op 23 mei 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het treffen van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in die zin dat [minderjarige] bij de vader verblijft vanaf de datum van de beschikking één keer per week voor de duur van 24 uur en vanaf de eerste maand na de beschikking één keer per week voor de duur van 36 uur, waarbij de ene ouder [minderjarige] wegbrengt en de ander [minderjarige] ophaalt,
dan wel een zorgregeling die deze rechtbank in goede justitie juist acht, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, althans een bedrag door deze rechtbank in goede justitie te bepalen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt
  • te bepalen dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;
  • te bepalen dat de vader binnen twee dagen na de mondelinge behandeling verplicht wordt een hulpverleningstraject te starten ter behandeling van zijn verslavings- en agressieproblematiek, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, althans een bedrag door deze rechtbank in goede justitie te bepalen;
  • Ten aanzien van de omgang:
o
Primair: te bepalen dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] op nihil wordt gesteld en afhankelijk te maken van het verloop van het hulpverleningstraject voornoemd;
o
Subsidiair: te bepalen dat er, mits Perspectief hiermee instemt, een opbouwende begeleide zorgregeling wordt bepaald zoals weergeven onder randnummer 53 van het verweerschrift;
  • Meer subsidiair: te bepalen dat er een opbouwende begeleide omgangsregeling wordt vastgesteld, door deze rechtbank te bepalen, waarbij de omgang plaatsvindt in regio Haaglanden en het ophalen en brengen voor rekening van de vader komt;
  • te bepalen dat de Raad een onderzoek zal verrichten;
  • te bepalen dat de vader de spullen van de moeder en [minderjarige] , genoemd onder randnummer 56, binnen twee dagen na de mondelinge behandeling dient terug te geven, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, althans een bedrag door deze rechtbank in goede justitie te bepalen;
  • te bepalen dat de vader met ingang van 14 maart 2023, althans met ingang van indiening van het verzoekschrift, een bedrag van € 785,- per maand aan kinderalimentatie zal voldoen aan de vrouw, telkens bij vooruitbetaling, althans een zodanig bedrag en met een zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad die is geëindigd op 14 maart 2023.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.

Beoordeling

De moeder stelt dat de vader kampt met een gokverslaving en agressieproblematiek en zij vindt het daarom niet veilig als [minderjarige] zonder begeleiding van een derde contact heeft met zijn vader. Zij stelt dat ook de familie van de vader zich zorgen maakt om zijn gokverslaving. Daarnaast is zij op 14 maart 2023 door de vader uit de woning gezet waardoor zij samen met [minderjarige] op straat kwam te staan. Ook dit gedrag van de vader vindt zij zorgelijk. Daar komt bij dat de moeder van de vader een stoorzender is binnen de relatie van de vader en de moeder. Tot slot is er volgens de moeder ook sprake geweest van verbaal en fysiek geweld van de moeder van de vader richting [minderjarige] en de moeder.
De vader ontkent de stellingen van de moeder. Volgens de vader kan [minderjarige] wel veilig bij hem verblijven. Hij stelt dat hij de moeder nooit op straat heeft gezet maar dat zij zelf is vertrokken. De vader erkent dat de vader en de moeder een turbulente relatie hebben gehad met de moeder maar hij ontkent dat er sprake is geweest van fysiek geweld. De vader is piloot en heeft vanwege de beschuldigingen van de moeder zichzelf psychiatrisch laten onderzoeken. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een gokverslaving, geen sprake van een stoornis in het gebruik met middelen en daarnaast ook geen sprake van een andere vorm van psychopathologie. De vader mag nog altijd de verantwoordelijkheid over vliegtuigen met passagiers dragen. De vader stelt dan ook dat hij op geen enkele manier een gevaar is voor [minderjarige] .
De rechtbank overweegt als volgt. [minderjarige] is ruim zes maanden oud en hij heeft sinds enkele maanden geen contact meer met zijn vader. Het is voor een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van [minderjarige] van groot belang dat hij beide ouders kent en met beiden een hechte band ontwikkelt. Het contact tussen [minderjarige] en zijn vader moet daarom zo snel mogelijk worden hersteld, op een voor hem veilige en rustige manier.
Ter zitting is gebleken dat er een diepe kloof is ontstaan tussen de ouders en dat zij elkaar niet meer vertrouwen. De vader heeft het idee dat de moeder [minderjarige] met opzet bij hem weghoudt, terwijl de moeder vermoedt dat de vader zijn eigen agressie- en verslavingsproblemen niet wil erkennen waardoor zij de situatie bij vader voor [minderjarige] onveiliger vindt.
De rechtbank kan niet vaststellen dat er aan de zijde van de vader nu (nog) sprake is van zodanige verslavings- of agressieproblematiek dat dit in de weg staat aan contact tussen hem en [minderjarige] . Dit neemt niet weg dat het op dit moment noodzakelijk is dat de eerste contacten tussen [minderjarige] en de vader plaatsvinden onder begeleiding van een onafhankelijke derde, teneinde de (emotionele) veiligheid voor [minderjarige] te bewaren en te bewaken. Zonder begeleiding is het risico dat de situatie tussen de ouders – en mogelijk ook tussen de moeder en de moeder van de vader – wederom escaleert, te groot. De aanwezigheid van een onafhankelijke derde bij de eerste contacten tussen de vader en [minderjarige] is ook nodig voor overdracht van informatie over de verzorging en behoeftes van [minderjarige] en voor het herstel van vertrouwen tussen de beide ouders.
Nu er niemand binnen het netwerk van de ouders beschikbaar is voor die taak en de wachtlijsten voor omgangsbegeleiding erg lang zijn ziet de rechtbank geen andere optie dan dat deze eerste begeleide contacten plaatsvinden onder begeleiding van een medewerker van Stichting Perspectief, die op dit moment de moeder begeleidt.
Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] moet het contact minimaal twee keer per week plaatsvinden op een wijze en locatie die Perspectief in het belang van [minderjarige] vindt. De rechtbank zal in het dictum van deze beschikking een minimale opbouwregeling opnemen. De rechtbank benadrukt dat in goed overleg er altijd meer en langer contact kan plaatsvinden. Indien Perspectief vindt dat de vader ook even zonder begeleiding met [minderjarige] kan gaan wandelen of iets anders kan gaan doen dan is dat ook mogelijk. In dat laatste geval is het nog steeds aan Perspectief om te bepalen hoe en wat.
De Raad heeft ter zitting geadviseerd dat het van het grootste belang is dat de ouders gaan werken aan een basis van vertrouwen tussen beiden. De ouders zullen in de toekomst hun ouderschap samen moeten gaan vormgeven en er samen voor gaan zorgen dat [minderjarige] een onbelast en goed contact kan hebben met beide ouders. De Raad heeft daarom een traject ouderschapsbemiddeling geadviseerd. Daarnaast is het ook raadzaam dat de ouders zich aanmelden voor omgangsbegeleiding, voor het geval de omgangsbegeleiding door Perspectief niet kan worden gestart, dan wel voor een vervolg op de omgangsbeleiding door Perspectief.
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap en omgangsbegeleiding. De rechtbank zal de ouders en [minderjarige] in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per e mail verzonden naar Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en/of training en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
In afwachting van dit traject zal de rechtbank het verzoek ten aanzien van het gezag, de zorgregeling en de kinderalimentatie aanhouden tot 1 augustus 2023 pro forma. De rechtbank ziet op dit moment geen reden om de Raad te verzoeken om onderzoek te doen of een dwangsom te verbinden aan de vast te stellen voorlopige zorgregeling.
De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van de begeleide omgangsmomenten. Van Perspectief (of een andere uitvoerende hulpverleningsinstantie, als die vóór 1 augustus 2023 van start is gegaan) verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze.
Van Perspectief (of een andere uitvoerende hulpverleningsinstantie, als die vóór 1 augustus 2023 van start is gegaan) verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij verslag uitbrengt over de begeleide omgangsmomenten.
Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie die te zijner tijd de ouderschapsbemiddeling en eventueel ook de omgangsbegeleiding op zich neemt verwacht de rechtbank dat zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze.
Deelname vader aan hulpverleningstraject voor verslavings- en agressieproblematiek
Nu dit verzoek van de moeder niet op de wet gegrond is zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
Afgifte spullen
De vader heeft ter zitting aangegeven dat de moeder de spullen die zich in de woning bevinden mag komen ophalen. De rechtbank overweegt dat een dergelijk verzoek niet in een verzoekschriftprocedure op grond van art. 1:253a Burgerlijk Wetboek thuis hoort. Een dergelijk verzoek hoort thuis in een dagvaardingsprocedure of als een nevenvoorziening bij een echtscheidingsverzoek. Desondanks gaat de rechtbank ervan uit dat de vader zich aan zijn ter zitting gedane belofte zal houden en de spullen die er nog zijn aan de moeder zal meegeven.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] ;
bij de vader zal zijn
in de maand juni: twee keer per week voor de duur van in ieder geval twee uur;
in de maand juli en tot het moment dat er een zitting plaatsvindt:twee keer per week voor de duur van in ieder geval drie uur;
onder begeleiding van Stichting Perspectief, waarbij Stichting Perspectief de wijze en locatie van het contact bepaalt, en waarbij geldt dat, indien Perspectief vindt dat de vader ook even zonder begeleiding met [minderjarige] kan gaan wandelen of iets anders kan gaan doen, dat ook mogelijk is;
bepaalt dat Stichting Perspectief (of een andere uitvoerende hulpverleningsinstantie, als die vóór 1 augustus 2023 van start is gegaan) vóór 1 augustus 2023 aan de rechtbank schriftelijk verslag uitbrengt over de begeleide omgangsmomenten, met kopie aan beide ouders;
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] ,
(de vader)
wonende te [woonplaats] ,
en
[de moeder] ,
(de moeder)
wonende te
(geheim adres)
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en Omgangsbegeleiding, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie te zijner tijd de rechtbank rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de verzoeken van de moeder ten aanzien van de afgifte van spullen en de verplichte hulpverlening van de vader af;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de kinderalimentatie aan tot
1 augustus 2023 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2023.