In deze zaak heeft eiser op 16 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 24 maart 2023 is eiser geïnformeerd dat hij is opgenomen in de nationale procedure. Vervolgens heeft eiser op 8 mei 2024 de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 30 mei 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 24 maart 2023 is aangevangen en eindigt op 24 juni 2024. Aangezien de ingebrekestelling van 8 mei 2024 prematuur is ingediend, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.