In deze zaak heeft eiseres op 13 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 17 oktober 2023 laten weten dat de aanvraag is opgenomen in de nationale procedure. Eiseres heeft de minister op 30 april 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag en heeft op 29 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft haar beroep prematuur ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn van 15 maanden, die op 17 oktober 2023 is aangevangen, nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.