ECLI:NL:RBDHA:2024:13768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/671003 / KG ZA 24-754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over het gebruik van de woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding. De vrouw, eisende partij, had de man, gedaagde partij, aangeklaagd om hem te veroordelen de woning te verlaten. De vrouw had bij beschikking van 14 november 2023 het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning toegewezen gekregen. De man had echter op 12 of 13 augustus 2024, tegen de zin van de vrouw, de woning in gebruik genomen. De vrouw vorderde dat de man de woning zou verlaten totdat de echtscheiding was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

De rechtbank oordeelde dat de man de woning moest verlaten, omdat de echtscheiding nog niet was ingeschreven en de vrouw het recht had op uitsluitend gebruik van de woning tot dat moment. De rechtbank overwoog dat de man niet eerder gebruik kon maken van de woning dan op de dag van inschrijving van de echtscheiding. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de vrouw toe en bepaalde dat de man de woning binnen 24 uur na betekening van het vonnis moest verlaten. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand en de gevolgen daarvan voor het gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank stelde vast dat de man zich schuldig had gemaakt aan eigenrichting door de woning in gebruik te nemen voordat de echtscheiding was ingeschreven.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/671003 / KG ZA 24-754
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2024
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Neermawatie Nandoe te Voorburg,
tegen
[de man]te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.M. Wigman te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 augustus 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2024. Mr. Nandoe heeft ter zitting gepleit aan de hand van spreekaantekeningen (tevens conclusie van antwoord in reconventie). Deze spreekaantekeningen zijn in het dossier zijn gevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2017 in de gemeente Rijswijk met elkaar gehuwd. Tussen hen is een echtscheidingsprocedure aanhangig. Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaatsnaam] (hierna: de woning).
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 november 2023 is - voor zover hier van belang - bij voorlopige voorzieningen bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning.
2.3.
In de echtscheidingsprocedure hebben beide partijen om het voortgezet gebruik van de woning verzocht. Het verzoek van de man strekte ertoe om hem het voortgezet gebruik van de woning toe te kennen per datum van de beschikking.
2.4.
Bij beschikking van 8 augustus 2024 (hierna: de echtscheidingsbeschikking) heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. In deze beschikking is onder meer bepaald dat de woning binnen zeven dagen moet worden getaxeerd en dat de man gedurende drie maanden nadat het taxatierapport is opgemaakt de gelegenheid heeft om aan de vrouw aan te tonen dat hij haar aandeel in de woning tegen taxatiewaarde kan overnemen. Voor het geval de man de woning niet kan overnemen is bepaald dat de woning moet worden verkocht aan een derde. Met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning is in de echtscheidingsbeschikking de volgende veroordeling opgenomen:

bepaalt dat de man tegenover de vrouw bevoegd is om gedurende zes maanden
in de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] te blijven wonen en de
inboedel mag blijven gebruiken, als vrouw daar nog woont op het moment van
inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand;
Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen:

De rechtbank neemt in aanmerking dat de vrouw - in elk geval - sinds de beschikking
van 14 november 2023 in de woning verblijft. Nu de vrouw aanvankelijk de man in de
gelegenheid wilde stellen om te onderzoeken of hij de woning kan overnemen, had zij
al in een vroeg stadium er rekening mee kunnen houden dat zij de woning - hetzij na
overname door de man hetzij na verkoop aan een derde - uiteindelijk moest verlaten
en daarom op zoek moest naar een andere woonruimte. Niet is gebleken dat de vrouw
daartoe pogingen heeft ondernomen. De vrouw heeft lang genoeg de tijd gehad om
zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. Daarnaast heeft de man voldoende
aannemelijk gemaakt dat hij hartpatiënt is en om die reden gebaat is bij een geschikte
woonruimte. Verder is hiervoor overwogen dat de woning aan de man zal worden
toegedeeld. De rechtbank acht tegen deze achtergrond het belang van de man om in de
woning te verblijven groter dan die van de vrouw en zal daarom het voortgezet
gebruik van de woning toekennen aan de man.
2.5.
Op 12 of 13 augustus 2024 heeft de man, in aanwezigheid van de politie, de woning tegen de zin van de vrouw in gebruik genomen. Sindsdien verblijft de vrouw bij een collega.
2.6.
De echtscheiding is nog niet ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair:de man te veroordelen tot nakoming van de echtscheidingsbeschikking, in die zin dat hem wordt geboden om de woning te verlaten met afgifte van de
sleutels van de woning aan de vrouw alsmede hem te verbieden deze te betreden
zolang de echtscheiding niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
subsidiair: de echtscheidingsbeschikking te schorsen totdat in hoger beroep zal zijn beslist, en de man te veroordelen tot nakoming van deze beschikking en hem te gebieden de woning te verlaten met afgifte van de sleutels van de woning aan de vrouw alsmede hem te verbieden deze te betreden zolang de echtscheiding niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
primair en subsidiairop straffe van een dwangsom/boete van € 500,- per dag met ingang van 13 augustus 2024 en met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
De vrouw legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Op grond van de echtscheidingsbeschikking en de beschikking voorlopige voorziening heeft de vrouw tot aan de dag van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand het recht op uitsluitend gebruik van de woning. Tot aan die inschrijving is het de man niet toegestaan in de woning aanwezig te zijn. Door de woning vóór die inschrijving in gebruik te nemen, maakt de man zich schuldig aan eigenrichting.
3.3.
De man voert verweer. De man concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, dan wel afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De man vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
1. te bepalen dat het uitsluitend gebruik van de woning en inboedel per datum van de echtscheidingsbeschikking, althans per direct, aan de man toekomt;
2. voor het geval dat de datum van inschrijving van de echtscheiding als ingangsdatum heeft te gelden te bepalen dat het (voorlopig) uitsluitend (voortgezet) gebruik van de woning en de inboedel toekomt aan de man;
met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.6.
De man legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
In de echtscheidingsprocedure heeft de man verzocht om het voortgezet gebruik van de woning per datum beschikking. Dat verzoek is toegewezen. Hoewel dat niet expliciet in het dictum is opgenomen, volgt uit de gemaakte belangenafweging en de rest van de echtscheidingsbeschikking dat de rechtbank niet bedoeld kan hebben dat het (voortgezet) gebruik van de woning pas na inschrijving van echtscheiding ingaat. Voor het geval toch de interpretatie van de vrouw moet worden gevolgd, vordert de man, bij wijze van ordemaatregel dat het (voorlopig) uitsluitend (voortgezet) gebruik van de woning en inboedel tot aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
3.7.
De vrouw voert verweer. De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 14 november 2023 is het uitsluitend gebruik van de woning toegekend aan de vrouw. In de echtscheidingsbeschikking is het voortgezet gebruik van de woning toegekend aan de man. Tussen partijen is in geschil of het gebruiksrecht van de man ingaat per datum beschikking of per datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
4.3.
Voor de beantwoording van de vraag welke partij het gelijk aan zijn of haar zijde heeft, wordt eerst het systeem van de relevante wettelijke bepalingen nader beschouwd.
Op grond van artikel 826 in verbinding met artikel 822 lid 1 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verliest een voorlopige voorziening tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning haar kracht op het moment dat de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
In artikel 827 lid 1 sub d Rv in verbinding met artikel 1:165 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat op verzoek van een echtgenoot de rechter bij de echtscheidingsbeschikking kan bepalen dat een echtgenoot na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking het gebruik van de woning gedurende zes maanden tegen een redelijke vergoeding mag voortzetten. Het in de voorlopige voorzieningen bedoelde voorlopig uitsluitend gebruik sluit in tijd aan op het tijdelijk voortgezet gebruik als bedoeld in artikel 827 lid 1 sub d in verbinding met artikel 1:165 BW.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat de vrouw op grond van de beschikking voorlopige voorzieningen tot aan de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking het (voorlopig) uitsluitend gebruik van de woning heeft. Het in de echtscheidingsbeschikking aan de man toekende gebruik kan alleen eerder aanvangen indien een wijziging van de voorlopige voorzieningen wordt gevraagd en toegewezen. In zijn aanvullend verzoekschrift/verweerschrift echtscheiding met nevenvorderingen heeft de man niet expliciet om wijziging van de voorlopige voorzieningen verzocht. Uit de echtscheidingsbeschikking kan ook niet worden afgeleid dat het verzoek van de man door de rechtbank zo is opgevat en/of dat de rechtbank heeft beoogd een wijziging in de voorlopige voorzieningen teweeg te brengen. Het feit dat de rechtbank in haar weergave van het verzoek van de man heeft onderkend dat de man wenste het gebruik vanaf de datum van de beschikking te verkrijgen, is daarvoor onvoldoende. De woorden van de beslissing sluiten aan bij de wettelijke regeling over het voortgezet gebruik zoals bedoeld in artikel 1:165 BW, dat zoals eerder overwogen niet eerder aanvangt dan op dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Het aan de man in de echtscheidingsbeschikking, bij wijze van nevenvoorziening, toegekende voortgezette gebruik kan daarom niet eerder ingaan dan op de datum van inschrijving van de echtscheiding.
4.5.
Bij deze stand van zaken moet ervan worden uitgegaan dat de vrouw tot aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking het uitsluitend gebruik van de woning heeft. Dit betekent dat de man de woning moet verlaten en verlaten moet houden tot aan de dag van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Dit wordt alleen anders indien er een wijziging komt in de voorlopige voorzieningen.
4.6.
Voor een wijziging van de voorlopige voorzieningen is de weg van artikel 821 e.v. Rv aangewezen. Deze bijzondere rechtsgang staat eraan in de weg dat eenzelfde voorziening in kort geding kan worden verkregen. Niet is bovendien gebleken van een bijzondere spoedeisendheid op grond waarvan de uitkomst van de aangewezen rechtsgang niet kan worden afgewacht. Voor beoordeling van de door de man in reconventie gevorderde ordemaatregel is daarom geen plaats.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor oplegging van de door de vrouw gevorderde dwangsom. De vrouw heeft op grond van de beschikking voorlopige voorzieningen en dit kortgedingvonnis, een titel tot ontruiming met hulp van de sterke arm, zodat niet valt in te zien dat zij daarnaast belang heeft bij oplegging van een dwangsom. Voor toewijzing van de door de vrouw gevorderde “boete” vanaf 13 augustus 2024 bestaat evenmin aanleiding, al was het maar omdat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten gevolge van haar vertrek uit de woning extra kosten heeft moeten maken. Nu de primaire vordering wordt toegewezen, wordt niet toegekomen aan de subsidiaire vordering. Hetgeen de vrouw heeft gesteld over haar wens om de woning over te nemen en mogelijke misslagen met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad van de echtscheidingsbeschikking is voor de beoordeling daarom niet van belang.
4.8.
De termijn waarbinnen de man de woning moet verlaten wordt bepaald op 24 uur na betekening van dit vonnis.
4.9.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen van de vrouw op de hierna te vermelden wijze toegewezen en de vorderingen van de man afgewezen.
4.10.
Aangezien partijen (nog) met elkaar gehuwd zijn, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
5.1.
veroordeelt de man om de woning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verlaten en om de sleutels van de woning af te geven aan de vrouw en verbiedt de man de woning te betreden zolang de echtscheiding niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand of zolang er door een andere rechter niet anders is beslist;
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
WJ