In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, zijn eiseressen, de dochters en erfgenamen van mevrouw [naam 1], veroordeeld om hun woonboot te verwijderen van het perceel van gedaagde, 3VE OG B.V. Dit vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is op 24 april 2024 uitgesproken. Eiseressen hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en vorderen nu schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij stellen dat het onmogelijk is om binnen de gegeven termijn van vier maanden aan de veroordeling te voldoen. Zij wijzen op de noodzaak van het verwijderen van nutsvoorzieningen, het verkrijgen van een sloopvergunning en het uitvoeren van onderzoek naar de gevolgen van de sloop voor de naastgelegen woonboten, wat naar hun inschatting minimaal een tot anderhalf jaar zal duren.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseressen afgewezen. De rechter overweegt dat de belangen van gedaagde, 3VE, om het perceel te kunnen gebruiken, zwaarder wegen dan de financiële belangen van eiseressen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de met de sloop gemoeide extra tijd en kosten als nieuwe feiten of omstandigheden kunnen worden beschouwd die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad wordt afgeweken. Eiseressen zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van gedaagde vergoeden, die zijn begroot op € 1.973,00.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes en is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024. De zaak betreft een executiegeschil in het civiele recht, specifiek binnen het verbintenissenrecht.