ECLI:NL:RBDHA:2024:13767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/670061 / KG ZA 24-699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over de sloop van een woonboot na veroordeling tot verwijdering

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, zijn eiseressen, de dochters en erfgenamen van mevrouw [naam 1], veroordeeld om hun woonboot te verwijderen van het perceel van gedaagde, 3VE OG B.V. Dit vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is op 24 april 2024 uitgesproken. Eiseressen hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en vorderen nu schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij stellen dat het onmogelijk is om binnen de gegeven termijn van vier maanden aan de veroordeling te voldoen. Zij wijzen op de noodzaak van het verwijderen van nutsvoorzieningen, het verkrijgen van een sloopvergunning en het uitvoeren van onderzoek naar de gevolgen van de sloop voor de naastgelegen woonboten, wat naar hun inschatting minimaal een tot anderhalf jaar zal duren.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseressen afgewezen. De rechter overweegt dat de belangen van gedaagde, 3VE, om het perceel te kunnen gebruiken, zwaarder wegen dan de financiële belangen van eiseressen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de met de sloop gemoeide extra tijd en kosten als nieuwe feiten of omstandigheden kunnen worden beschouwd die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad wordt afgeweken. Eiseressen zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van gedaagde vergoeden, die zijn begroot op € 1.973,00.

De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes en is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024. De zaak betreft een executiegeschil in het civiele recht, specifiek binnen het verbintenissenrecht.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/670061 / KG ZA 24-699
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,2. [eiseres sub 2] te [woonplaats 2] ,

eiseressen,
hierna samen te noemen: [eiseressen] c.s.,
advocaten: mr. B.J. Meruma en mr. R. de Leeuw te Amsterdam,
tegen
3VE OG B.V.te Katwijk,
gedaagde,
hierna te noemen: 3VE,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit te Leiden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 augustus 2024, met producties en aanvullende producties;
- de producties van 3VE.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2024. De advocaten van partijen hebben ter zitting gepleit aan de hand van spreekaantekeningen. Deze spreekaantekeningen zijn in het dossier zijn gevoegd. Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseressen] c.s. zijn de dochters en enig erfgenamen van mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Op 1 december 1997 heeft [naam 1] een woonboot genaamd “ [naam woonboot] ” (hierna: de woonboot) in eigendom verkregen. Na het overlijden van [naam 1] op 31 december 2022 zijn [eiseressen] c.s. door vererving gezamenlijk eigenaar van de woonboot geworden.
2.2.
De woonboot ligt sinds de jaren ’50, samen met twee andere woonboten, afgemeerd aan de [adres] te [plaatsnaam] . In 2009 heeft [naam 1] voor de ligplaats van de woonboot een meerjarige huurovereenkomst gesloten met [naam 2] , de eigenaar van het perceel aan de [adres] . De woonboot ligt deels in water dat deel uitmaakt van het perceel [adres] en deels in water dat deel uitmaakt van het perceel dat sinds 2013 eigendom is van 3VE. De kadastrale grens tussen de percelen loopt in het water over de lengte van de woonboot. Vanaf 2016 heeft 3VE jaarlijks aan [naam 1] een gedoogbrief verzonden, waarin zij zich kort gezegd op het standpunt stelde dat de woonboot zonder toestemming op haar perceel lag afgemeerd, dat zij de onrechtmatige situatie gedoogde, maar dat zij zich het recht voorbehield om deze gedoogsituatie te beëindigen.
2.3.
Bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van deze rechtbank van 24 april 2024 [1] (hierna: het Vonnis) zijn [eiseressen] c.s. veroordeeld om de woonboot binnen vier maanden na het vonnis van het perceel van 3VE te verwijderen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00. In het Vonnis is met betrekking tot de ontruimingstermijn en de uitvoerbaarheid bij voorraad het volgende overwogen:

4.11. 3VE vordert de ontruiming van het perceelgedeelte binnen een termijn van 30 dagen. Volgens [eiseressen] c.s. is deze termijn onrealistisch. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de woonark zal moeten worden gesloopt, en [eiseressen] c.s. daarvoor een aannemer zal moet inschakelen, acht ook de rechtbank een termijn van 30 dagen niet haalbaar. 3VE heeft in dit verband op de mondelinge behandeling aangegeven dat de woonark er nog wel enkele maanden kan blijven liggen. De rechtbank zal de termijn voor de ontruiming van de ligplaats daarom naar redelijkheid vaststellen op vier maanden na datum van dit vonnis.
(...)
4.12.
[eiseressen] c.s. heeft ten slotte verweer gevoerd tegen de door 3VE gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Zij voert daartoe aan dat 3VE geen belang heeft bij een ontruiming op korte termijn omdat er in ieder geval nog voor geruime tijd twee woonarken in de sloot zullen blijven liggen. De rechtbank overweegt dat uit de brief 13 maart 2023 volgt dat [eiseressen] c.s. voornemens is om de woonark te verkopen aan een derde. Het belang van [eiseressen] c.s. dat in deze procedure aan de orde is, is dus een zuiver financieel belang. Mocht dit vonnis in hoger beroep worden vernietigd, en [eiseressen] c.s. de woonark reeds van het perceelgedeelte hebben verwijderd, dan is 3VE gehouden om alle schade die [eiseressen] c.s. door de onrechtmatige executie heeft geleden te vergoeden. De schadevergoeding komt dan in de plaats voor de misgelopen verkoopopbrengsten, zodat [eiseressen] c.s. dan op deze wijze kan worden gecompenseerd. Het belang van 3VE om de inbreuk op haar eigendomsrecht zo spoedig te beëindigen weegt in deze omstandigheden daarom zwaarder dan het belang van [eiseressen] c.s. om de uitkomst van een mogelijke procedure in hoger beroep af te wachten.
2.4. 3
VE hebben het Vonnis op 1 mei 2024 aan [eiseressen] c.s. doen betekenen.
2.5.
[eiseressen] c.s. hebben tegen het Vonnis hoger beroep ingesteld.
2.6.
Bij e-mailbericht van 7 mei 2024 heeft een medewerker van [bedrijfsnaam] aan [eiseressen] c.s. meegedeeld dat alle nutsvoorzieningenafgesloten dienen te worden voordat een bouwwerk gesloopt kan worden. [bedrijfsnaam] heeft hierbij erop gewezen dat nutsbedrijven doorgaans lange wachttijden hebben.
2.7.
[eiseressen] c.s. hebben 3VE verzocht akkoord te gaan met opschorting van de tenuitvoerlegging van het Vonnis totdat het hof in hoger beroep arrest heeft gewezen. 3VE heeft hier niet mee ingestemd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] c.s. vorderen schorsing van de tenuitvoerlegging van het Vonnis, met veroordeling van 3VE in de proceskosten.
3.2.
[eiseressen] c.s. leggen aan de vordering het volgende ten grondslag.
Het is onmogelijk om binnen de in het Vonnis gegeven termijn van vier maanden aan de veroordeling te voldoen. In verband met het verwijderen van de nutsvoorzieningen, het verkrijgen van een sloopvergunning en het benodigd onderzoek naar de gevolgen van de verwijdering van de woonboot voor de naastgelegen woonboten, gaat het minimaal een tot anderhalf jaar duren voordat de woonboot verwijderd kan worden. De kosten van verwijdering bedragen zo’n € 60.000,00, terwijl de woonboot (inclusief ligplaats) getaxeerd is op € 260.000,00. [eiseressen] c.s. achten het niet redelijk dat zij alle benodigde inspanningen verrichten en daarvoor kosten maken (nog afgezien van de omstandigheid dat zij de benodigde bedragen niet voorhanden hebben), terwijl het hof tot een ander oordeel kan komen. De belangen van [eiseressen] c.s. om de sloop uit te stellen tot aan het oordeel van het hof wegen zwaarder dan de belangen van 3VE bij tenuitvoerlegging van het Vonnis.
3.3. 3
VE voert verweer. 3VE concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseressen] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseressen] c.s. in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
4.2.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.3.
In het Vonnis heeft de rechtbank de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad gemotiveerd. Kort gezegd heeft de rechtbank hierbij overwogen dat het belang van 3VE om te beschikken over het betreffende perceelgedeelte zwaarder weegt dan het financiële belang van [eiseressen] c.s. Deze gemotiveerde beslissing brengt mee dat [eiseressen] c.s., afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan hun vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.4.
Op grond van het Vonnis moeten [eiseressen] c.s. de woonboot van het perceel van 3VE verwijderen. Dit betekent dat de woonboot moet worden gesloopt. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat het Vonnis in algemene zin een kennelijke misslag bevat. Dat [eiseressen] c.s. menen dat hun hoger beroep een aanzienlijke kans van slagen heeft, is in dit verband onvoldoende.
4.5.
[eiseressen] c.s. hebben enerzijds gesteld dat de in het Vonnis gegeven termijn van vier maanden voor het verwijderen van de woonboot niet haalbaar is, maar dat daarvoor minimaal een tot anderhalf jaar nodig is. Zij hebben daartoe gesteld dat het voor de sloop noodzakelijk is dat de nutsvoorzieningen worden verwijderd en dat de wachttijd daarvoor volgens de netbeheerder (Liander) zo’n twaalf maanden bedraagt. Zij hebben verder gewezen op andere complicaties verbonden aan de sloop van de woonboot, zoals eventuele nadelige gevolgen voor de naastgelegen woonboten, waarnaar onderzoek moet worden gedaan, en de volgens hen mogelijk noodzakelijke sloop- en onttrekkingsvergunning. Anderzijds wijzen [eiseressen] c.s. er op dat het niet redelijk is als zij de woonboot moeten verwijderen en daarvoor hoge kosten moeten maken als het hof nog tot een ander oordeel kan komen. 3VE heeft betwist dat voor het slopen van de woonboot de door [eiseressen] c.s. gestelde acties noodzakelijk zijn en aangevoerd dat [eiseressen] c.s. de woonboot gemakkelijk binnen de gestelde vier maanden hadden kunnen verwijderen en dat de kosten daarvoor ongeveer € 30.000,00 zullen bedragen.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden uitgesloten dat de sloop van de woonboot meer voeten in de aarde heeft dan 3VE doet voorkomen. Dit zal het geval kunnen zijn indien de woonboot, zoals [eiseressen] c.s. hebben gesteld, een eigen meterkast in de boot heeft, en niet – zoals 3VE kennelijk meent – is aangesloten op voorzieningen aan de wal. Het antwoord op deze vraag is evenwel niet van belang voor de beslissing over de uitvoerbaarheid van het Vonnis, maar hoogstens voor het antwoord op de vraag of [eiseressen] c.s. dwangsommen verbeuren. Hierbij merkt de voorzieningenrechter ten overvloede nog wel op dat [eiseressen] c.s. tot op heden geen enkele concrete actie hebben ondernomen om tot sloop van de woonboot te komen. Zo hebben zij nog geen aanvraag gedaan voor de verwijdering van de nutsvoorzieningen en/of vergunningen aangevraagd.
4.7.
De omstandigheid dat de sloop van de woonboot mogelijk tijdrovender en kostbaarder is dan [eiseressen] c.s. ten tijde van de mondelinge behandeling in de bodemprocedure dachten, maakt niet dat de belangenafweging over de uitvoerbaarheid bij voorraad alsnog in hun voordeel uitvalt. Het belang van [eiseressen] c.s. om te voorkomen dat de woonboot mogelijk onnodig wordt gesloopt en om deze na een gunstig oordeel in hoger beroep alsnog te kunnen verkopen, is en blijft een hoofdzakelijk financieel belang. Dit (onzekere) belang weegt niet zwaarder dan het belang van 3VE om vooruitlopend op het hoger beroep over haar eigen perceel te kunnen beschikken. In dit verband heeft 3VE nog gesteld dat zij een commercieel belang heeft om met gebruikmaking van het betreffende perceelgedeelte meer varende gasten in haar restaurant te kunnen ontvangen. Verder heeft zij bij monde van haar statutair bestuurder desgevraagd verklaard dat zij voldoende middelen heeft om na een voor haar nadelig oordeel in hoger beroep de door [eiseressen] c.s. op ongeveer € 350.000,00 begrote schade te vergoeden. [eiseressen] c.s. hebben daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de met de sloop gemoeide (extra) tijd en kosten te beschouwen zijn als nieuwe feiten of omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad wordt afgeweken.
4.8.
De slotsom is dat de vordering van [eiseressen] c.s. wordt afgewezen. [eiseressen] c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van 3VE worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiseressen] c.s. in de proceskosten van € 1.973,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als 3VE niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.
WJ

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, 24 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5695 (nog niet gepubliceerd).