ECLI:NL:RBDHA:2024:13766
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden
Op 25 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker tegen de korpschef van politie. Verzoeker had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de intrekking van de toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. De korpschef had deze toestemming ingetrokken op basis van een serieuze verdenking van zware mishandeling door verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat de korpschef zich redelijkerwijs op het standpunt kon stellen dat verzoeker onvoldoende betrouwbaar was voor de beveiligingswerkzaamheden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligers boven elke twijfel verheven moet zijn, en dat de korpschef een eigen bestuursrechtelijke afweging moet maken, los van de strafzaak. Verzoeker had aangevoerd dat de aangifte niet op feiten was gebaseerd en dat hij onterecht als dader werd gezien. Echter, de voorzieningenrechter vond de argumenten van verzoeker niet overtuigend genoeg om aan de beslissing van de korpschef te twijfelen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoeker geen gelijk kreeg en geen recht had op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.