ECLI:NL:RBDHA:2024:13754
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met betrekking tot geloofwaardigheid van identiteit en bedreigingen door de Taliban
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Afghaanse nationaliteit, heeft op 17 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door verweerder op 1 juni 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 9 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de afwijzing van de asielaanvraag niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder heeft erkend dat de bedreigingen door de Taliban als relevant element hadden moeten worden benoemd en dat de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid daarvan beoordeeld hadden moeten worden. De rechtbank stelt vast dat deze aanpak van verweerder niet in lijn is met het toetsingskader van de werkinstructie van verweerder. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat het niet deugdelijk is gemotiveerd.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-. De rechtbank benadrukt dat het aan verweerder is om een deugdelijk gemotiveerd besluit te nemen over de asielaanvraag van eiser, waarbij de relevante elementen zoals identiteit, nationaliteit en de bedreigingen door de Taliban opnieuw beoordeeld moeten worden.