ECLI:NL:RBDHA:2024:13729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
09/130028-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk teweegbrengen van een explosie met gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die op 7 april 2024 een explosief, een Cobra, heeft geplaatst en ontstoken bij de voordeur van een woning in Pijnacker. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte heeft bekend de explosie te hebben veroorzaakt, met als doel de eigenaar van de woning te intimideren, naar aanleiding van een conflict met zijn broer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de explosie. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte en dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bestond, ondanks de verdediging die stelde dat er geen levensgevaar was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/130028-24
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. den Haan en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.H. Bokhorst naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 april 2024 in de [straatnaam] te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de deur van de woning aan de [adres 2] een explosief/explosieven af te laten gaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor deze en/of de belendende woningen (in ieder geval de woning aan de [adres 3] ) en de daarin aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in deze en/of in de belendede woningen te duchten was.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 7 april 2024 in de [straatnaam] te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de deur van de woning aan de [adres 2] een explosief/explosieven af te laten gaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor deze en/of de belendende woningen(in ieder geval de woning aan de [adres 3] ) en de daarin aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in deze en/of in de belendede woningen te duchten was, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 6 april 2024 tot en met 7 april 2024 te Pijnacker en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand het delict te vragen naar het adres van het slachtoffer, te weten [adres 2] , en/of
- met die [medeverdachte] in de auto richting de plaats delict te rijden.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, met uitzondering van het levensgevaar en heeft vrijspraak gevorderd van dit onderdeel van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat door het teweegbrengen van de ontploffing geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, zodat de verdachte van dat deel van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Verder is bepleit dat er geen sprake is van een nauwe bewuste samenwerking, waardoor het medeplegen niet kan worden bewezen. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage A de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en de inhoud van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de explosie aan de [adres 2] in Pijnacker op 7 april 2024 omstreeks 01:30 uur opzettelijk teweeg heeft gebracht. De rechtbank dient te beslissen over welk gevaar door de explosie is veroorzaakt en of de verdachte de explosie samen met een ander heeft teweeggebracht.
3.4.1
Medeplegen
De betrokkenheid bij een strafbaar feit door meerdere personen kan als medeplegen worden aangemerkt als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Hierbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht zijn. De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage van de andere medepleger.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank geen nauwe bewuste samenwerking kan vaststellen, aangezien er onvoldoende blijkt van een gezamenlijk plan en de verdachte zonder medeweten van zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld.
Gelet op de verklaring van de verdachte is hij samen met een ander naar de woning gegaan, terwijl de telefoon (iPhone 13) van zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] in de auto lag. Op die iPhone 13 is een foto aangetroffen van een Cobra. Deze foto is gemaakt op 7 april 2024 om 00:59 uur, vlak voor de explosie. Op de foto is te zien dat de Cobra duidelijk zichtbaar op schoot ligt van de persoon in het voertuig. Voorts is vast te stellen op grond van wat op de achtergrond van die foto is te zien – een Nivea flesje en een kauwgombakje – dat die persoon op de bestuurdersstoel zat van dat voertuig. De rechtbank stelt dan ook vast dat de persoon, wie dat ook moge zijn, waarmee de verdachte naar de woning is gereden wetenschap had van het plan. Immers, de aanwezigheid van de Cobra moet hem niet zijn ontgaan. Uit de bewijsmiddelen - in het bijzonder de getuigenverklaring van getuige [getuige 1] -, blijkt verder dat deze persoon samen met de verdachte voor de woning uit het voertuig is gestapt, waarna enkele minuten later de verdachte de ontploffing teweeg heeft gebracht. Ook zijn zij samen vertrokken.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat deze persoon en de verdachte gezamenlijk zijn opgetrokken, dat zij op essentiële momenten samen waren en deze persoon zich niet gedistantieerd heeft van het plan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de explosie samen met een ander teweeg heeft gebracht.
3.4.2
Gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of van de ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank dient daarvoor te beoordelen of dat gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Dat er gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan door de explosie, staat vast en wordt niet betwist.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat door het teweegbrengen van de ontploffing geen levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, aangezien de verdachte de Cobra bewust bij de drempel van de voordeur neer heeft gelegd, zodat er geen letsel aan een ander zou worden toegebracht.
In het dossier is een vakbijlage van het NFI gevoegd over de gevaarzetting van een Cobra 6. Daaruit blijkt dat een voorwerp waar een Cobra direct tegenaan ontploft, vrijwel altijd zal beschadigen. Aangenomen wordt dat iemand die door scherven en/of brokstukken wordt geraakt, ernstig lichamelijk letsel op kan lopen. Ook kan de drukgolf tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade zoals trommelvliesbreuk leiden. Tot op tientallen meters afstand kan deze drukgolf ook nog tot andere vormen van (tijdelijke) gehoorschade leiden. Tevens blijkt uit die vakbijlage dat er gevaar voor dodelijk letsel bestaat als er (vrijwel) direct contact van een Cobra met een hoofd, nek of romp van een onbeschermd persoon ontstaat.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of ten tijde van het plaatsen van de Cobra personen bij de voordeur of de (directe) nabijheid ervan aanwezig waren. Gelet op de beschrijvingen in de vakbijlage heeft de rechtbank onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat levensgevaar te duchten was als gevolg van de explosie. De verdachte zal ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er voorzienbaar gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander bestond. De verdachte was zich ervan bewust dat er meerdere personen in de woning, aan de [adres 2] , aanwezig waren. Tevens is de Cobra ontploft in een bewoond appartementencomplex, waardoor het voorzienbaar was dat de bewoners op dit tijdstip in hun woningen waren en lagen te slapen. Naast de gehoorschade en schade als gevolg van scherven en brokstukken die zij hadden kunnen oplopen, zoals in de vakbijlage wordt beschreven, heeft de bewoner van [adres 3] verklaard dat zij zag en voelde dat er glas op haar viel.
Gelet op voorgaande was het naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in de woning en de omliggende woningen zou ontstaan.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft aan het primair ten laste gelegde feit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 7 april 2024 in de [straatnaam] te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de deur van de woning aan de [adres 2] een explosief af te laten gaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor deze en de belendende woningen (in ieder geval de woning aan de [adres 3] ) en de daarin aanwezige goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in deze en in de belendede woningen te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod en een contactverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er een straf opgelegd moet worden in lijn met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ingeval de rechtbank overgaat tot oplegging van een gevangenisstraf, heeft de verdediging verzocht om deze deels voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden, aangezien de verdachte bereid is om zijn medewerking hieraan te verlenen. In het bijzonder omdat de verdachte hoopt hiermee structuur en richting in zijn leven aan te kunnen brengen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat de verdachte veel spijt heeft en zijn leven wil beteren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het teweeg brengen van een ontploffing bij de voordeur van een woning. Naast het feit dat de ontploffing de eigenaar veel overlast en hinder heeft bezorgd is het feit ook intimiderend en verontrustend voor de samenleving. Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan, waarbij niet alleen de betreffende woning schade heeft geleden, maar ook personen in gevaar hadden kunnen worden gebracht. Dat de gevolgen van ontploffing beperkt zijn gebleven tot materiële schade, is niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd. Uit zijn verklaring blijkt dat hij het feit heeft gepleegd om de aangever te pesten, aangezien zijn broer ruzie met hem had. Het is zorgelijk dat de verdachte bereid is geweest om zo’n ernstig feit te plegen met enorme risico’s en gevolgen voor zo’n futiele aanleiding. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 juli 2024. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zij het niet voor een soortgelijk feit.
Motivering van de straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Evenals de officier van justitie kwalificeert de rechtbank de bewezenverklaarde handelwijze van de verdachte als ernstig, maar de rechtbank komt - kijkend naar soortgelijke zaken - toch tot een andere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om van de hiervoor genoemde gevangenisstraf een deel voorwaardelijk op te leggen. Weliswaar heeft de reclassering geen rapport over de verdachte uitgebracht, maar uit wat de officier van justitie heeft overgelegd, leidt de rechtbank af dat de reclassering in dit geval in staat zal zijn het nakomen van de na te noemen voorwaarden te volgen. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal daarom als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod en een locatieverbod gekoppeld worden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 8.677,53, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 6.177,53 aan materiële schade en
€ 2.500,- aan immateriële schade.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Reparatiekosten ruiten (noodvoorziening) € 907,50;
- Vervanging noodvoorziening + voordeur/kozijnen €5.023,92;
- Eigen risico zorgverzekering €246,11.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal en hoofdelijk toegewezen dient te worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, voor zover deze ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Een noodvoorziening wordt normaliter door een verzekering vergoed. Daarnaast zijn de kosten voor de vervanging van de noodvoorziening nog niet gemaakt en daardoor is de hoogte ervan onzeker. De behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Voor wat betreft de kosten voor de zorgverzekering ontbreekt causaal verband tussen de schade en het ten laste gelegde feit. Daar komt bij dat onderbouwende stukken van de psycholoog ontbreken, waardoor niet getoetst kan worden of de behandelingen toezien op onderhavige zaak.
Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat de immateriële schade gematigd dient te worden, gelet op de immateriële schade die doorgaans in soortgelijke zaken wordt toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij toegelicht dat hij geen verzekering voor zijn koopwoning had, waardoor de kosten voor de noodvoorziening en vervanging van de noodvoorziening voor rekening van de benadeelde partij komen. Gelet op het feit dat in zijn algemeenheid de hypotheekverstrekker verplicht een koopwoning te verzekeren, middels een opstalverzekering, kan de rechtbank op dit moment niet vaststellen welke schade de benadeelde partij daadwerkelijk heeft geleden. Daar komt bij dat de mogelijkheid bestaat dat, het gaat hier immers om een appartementencomplex, de vereniging van eigenaren een opstalverzekering heeft. Om vast te kunnen stellen wat het schadebedrag precies is, is nadere onderbouwing noodzakelijk, wat de onderhavige procedure onevenredig zou belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij ter zake van deze schade niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank overweegt dat de geclaimde kosten voor de zorgverzekering kunnen worden afgeleid uit het declaratieoverzicht, waaruit volgt dat de benadeelde partij kort na het incident onder behandeling is gesteld bij een psycholoog. De rechtbank is daarom van oordeel dat voldoende blijkt van een causaal verband tussen het incident en de behandelingen bij de psycholoog. De rechtbank wijst deze schade, begroot op € 246,11, toe.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden van het bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank heeft daarbij ook gekeken naar vergelijkbare zaken, waarbij geen levensgevaar te duchten was.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.746,11, bestaande uit € 246,11 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 april 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.746,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2024 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten 1 STK telefoontoestel, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft teruggave van het voorwerp bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk in vereniging een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (tien) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, in Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de straat van de woning van [naam 1] , te weten de [straatnaam] te Pijnacker, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vordering van de benadeelde partij [naam 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.746,11 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2024 tot de dag waarop deze vordering volledig is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.746,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2024 tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel;
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.H. Rochat, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2024.
Bijlage A: Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
DH4R024031, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer-Leidschendam / Voorburg met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 378).

1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , d.d. 7 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 49 t/m 50 en de bijbehorende fotobladen p. 53-62):

Op zondag 7 april 2024 omstreeks 01.20 uur zat ik thuis op de bank van mijn woning
van de [adres 2] te Pijnacker. Ik hoorde ineens een gigantisch harde knal ter hoogte van mijn voordeur. Ik zag dat er overal glas lag van mijn voordeur en dat mijn deur ontzet was.

2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , d.d. 7 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 135 t/m 136):

Op zondag 7 april 2024 omstreeks 01:30 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 3] te Pijnacker. Omstreeks 01:30 uur lagen mijn man en ik te slapen in de slaapkamer. Plotseling schrok ik wakker van een hele harde knal. Ik zag en voelde dat er glas op mij viel terwijl ik nog in bed lag. Dit kwam doordat één van de ramen aan de voorzijde van de woning kapot was gegaan.

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 12 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 79):

Je was zondag 7 april 2024 in een woning gelegen aan de [adres 2] in Pijnacker. De getuige verklaarde:
Ik was rond 01:00 uur daar. Ik stond op balkon met een andere jongen. Wij zagen op een moment een witte auto aan komen rijden. Deze auto reed langzaam, dat viel ons op. Er stapten 2 jongens uit. Beide jongen waren in het donker gekleed en hadden een capuchon op. Een van de jongens had een telefoon in hun hand. Na een paar minuten hoorden wij een keiharde knal. De jongen waarmee ik op balkon stond keek hij naar de hoek van de flat. Op dat moment reed die witte auto hard weg.

4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 7 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 111):

V: Wij zijn bezig met een buurtonderzoek naar aanleiding van een explosie, vannacht
op de vierde etage. Heeft u iets gezien omtrent de explosie van vannacht?
A: Ik hoorde die knal en ben meteen gaan kijken. Ik zag een witte Renault Clio
wegrijden.

5. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 115):

Op zondag 7 april 2024 werden gestuurd naar [adres 2] te Pijnacker. Ter plaatse zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , allemaal glas bij de voordeur liggen. Ook zag ik een stuk papier op de grond liggen, mogelijk horende bij het explosief dat gebruikt is.

6. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 45 t/m 47):

Op vrijdag 12 april 2024 om 13:50 uur werd [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 3] 2002, buiten heterdaad aangehouden. Bij zijn aanhouding werd een iPhone 13 aangetroffen en inbeslaggenomen. Het toestel werd voorzien van SIN-nummer AAPE1379NL.

7. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 167 t/m 168):

In een afzonderlijk proces-verbaal van bevindingen onder nummer DH4R024031-61, werd vastgesteld dat verdachte [medeverdachte] de gebruiker van deze telefoon was. Tijdens het onderzoek in de data trof ik een foto aan waarop een stuk vuurwerk te zien is. Ik zag dat deze foto in een auto was gemaakt en dat de broek van de persoon te zien was. Ik zag dat er op de broek een stuk vuurwerk lag waarvan het etiket te zien was. Ik zag dat er; Di Blasio Elio op stond. Het is mij ambtshalve bekend dat dit een cobra is. De foto is op 7 april om 00:59 uur gemaakt, vlak voor de explosie.

8. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 193 t/m 194):

Op 18 april 2024 werd er onderzoek gedaan in de Apple iPhone 13 voorzien van SIN-nummer AAPE1379NL. Op de telefoon werd een foto van een cobra aangetroffen. Op de foto was op de achtergrond vermoedelijk een Nivea flesje en een kauwgombakje te zien. Op vrijdag 12 april 2024 werd het voertuig, een witte Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken] inbeslaggenomen. Dit voertuig stond op naam van verdachte [medeverdachte] . Ik trof in opbergruimte in de deur aan de bestuurderszijde een wit Nivea flesje en een kauwgombakje aan. Ik zag dat deze beide overeenkomsten hadden met de achtergrond van de foto van de Cobra.

9. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 117 t/m 121):

Op vrijdag 12 april 2024 werd een iPhone 13 aangetroffen en inbeslaggenomen voorzien van SIN-nummer AAPE1379NL. Ik zag dat de gebruiker van de iPhone 13 op 6 april 2024 om 22:12 uur gebruik had gemaakt van de app "Apple Maps". Ik zag dat de gebruiker had gezocht op de coördinaten: (52.026782, 4.423376). Ik zag dat de coördinaten leidde naar de [straatnaam] , [postcode 2] in Pijnacker. Dit betreft de straat waar later die nacht de brandstichting werd gepleegd.

10. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 april 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 182 t/m 188):

[medeverdachte] werd op vrijdag 12 april om 13:50 uur aangehouden op verdenking van brandstichting. Hierbij werd zijn telefoon inbeslaggenomen en werd de data van de telefoon veiliggesteld en geanalyseerd. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , bekeek de video en ik zag het volgende: Ik zag een man die zichzelf filmde via de frontcamera. Ik zag dat over het gezicht van de man een filter van een bivakmuts zat. Ik zag dat de filter af en toe wegviel op het moment dat de man bewoog met zijn gezicht. Ik zag dat de man een baard en snor had. Ik zag dat de man in zijn linkerhand een, voor mij ambtshalve bekende, cobra 6 vasthield. Ik zag dat de man vooroverboog. Ik zag dat de man de camera switchte naar de camera aan de achterzijde van de telefoon en dat hij een cobra 6 filmde welke voor de deur van de woning lag. Ik zag dat de man een aansteker pakte en deze bij de lont van de cobra 6 hield en vervolgens de cobra 6 aanstak en wegrende.
De woning waar het vuurwerk voor gelegd wordt, herken ik als een galerij van een flat. Deze galerij heeft identieke kenmerken als de galerij waar de aangever [naam 1] woont. Hierboven is de voordeur te zien waar de Cobra geplaatst wordt. De kleur van de kozijnen, deur en type reliëf glas komt geheel overeen met die van de woning van aangever [naam 1] . Aan de railing zijde van de galerij zijn windschermen geplaatst. Ik herken de windschermen op de video als identiek bij die voor de woning van aangever [naam 1] . Ik herken het kozijn, de bel en buitenlamp als identiek als die bij de voordeur van aangever [naam 1] . De Cobra wordt pal voor de voordeur gelegd. Ik herken de drempel en deurmat als identiek als die van aangever [naam 1] . Daarnaast heb ik gezien dat de schroeiplek op de drempel bij de voordeur op de PD, op dezelfde plek is als waar het stuk vuurwerk wordt aangestoken en kennelijk afgaat. Op de video is de vitrage van de woning waar de Cobra afgaat zichtbaar. Dit betreffen luxaflex. Ik heren de luxaflex op de video als identiek als die bij de woning van aangever [naam 1] .

11. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 juni 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 339):

In proces-verbaal DH4R024031-83 kan de gesproken tekst, rond 0.03 van de video, geïnterpreteerd worden als: ‘Je wou fokken met mijn broer toch’.

12. Het geschrift, te weten Gevaarzetting Super Cobra 6 en vergelijkbare artikelen, voor zover inhoudende (p. 196 t/m 202):

In het geval van een Super Cobra 6 met een brok zwart buskruit of een laagje voorlading, is er eerst gevaar voor brand en brandwonden door de vlam. Wanneer een Super Cobra 6 (zG) ontploft, levert dit gevaar op voor personen en goederen die zich nabij de ontploffende Cobra 6 bevinden. Wanneer een Super Cobra 6 (2G) direct tegen een voorwerp aan ontploft, zal dit voorwerp vrijwel altijd beschadigen. De drukgolf kan tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade zoals trommelvliesbreuk leiden. Tot op tientallen meters afstand kan deze drukgolf ook nog tot andere vormen van (tijdelijke) gehoorschade leiden. Naast het hierboven beschreven letsel door de drukgolf en hitte van explosie, kan ook letsel optreden door de impact van scherven en brokstukken. Indien de Super Cobra 6 (2G) een object in de omgeving beschadigd, kunnen scherven en brokstukken van dit object met hoge snelheden weggeslingerd worden. Indien deze scherven en brokstukken van een hard materiaal zoals glas, metaal of steen zijn, kunnen ze lichamelijk letsel veroorzaken.
Specifiek voor de situatie dat de Super Cobra 6 tegen een glazen ruit aan ontploft, heeft het NFI praktijkonderzoek uitgevoerd. Voor dubbel en triple glas geldt aanvullend op de hierboven beschreven gevaarzetting van een ontploffende Super Cobra 6, dat het glas direct achter een ontploffende Super Cobra 6 zo sterk wordt verbrijzeld, dat er een soort ‘zandstraal’ van kleine glasdeeltjes wegspuit. Het exacte effect hiervan op het menselijk lichaam is nog niet bekend, maar het is aannemelijk dat iemand die hierdoor geraakt wordt, ernstig lichamelijk letsel op kan lopen. Tijdens de proeven is gebleken dat de vuureffecten van de explosie aan beide zijden van het raam optraden. Ook de drukgolf van de explosie is aan beide zijden van het raam geregistreerd.

13. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 augustus 2024:

Ik heb de cobra op 7 april 2024 afgestoken om [naam 1] te pesten, want mijn broer mocht hem niet. Ik had de telefoon van mijn broer, [medeverdachte] , bij me. Ik was samen met een vriend naar de woning toegereden in een witte Renault Clio. Ik ben degene op het filmpje van Snapchat. Dat kunt u zien aan de moedervlek op mijn linkerwang.