ECLI:NL:RBDHA:2024:13707
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft eiser op 16 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals vastgelegd in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had eerder op 15 april 2022 een asielaanvraag ingediend, die door verweerder op 13 oktober 2022 niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Het beroep tegen deze beslissing werd op 9 november 2022 ongegrond verklaard, zonder dat er hoger beroep werd ingesteld, waardoor de asielprocedure eindigde.
Eiser kreeg de mogelijkheid om een nieuwe asielaanvraag in te dienen, wat hij op 6 januari 2023 deed. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 6 juli 2023, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 werd deze termijn met negen maanden verlengd, tot 6 april 2024. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 30 maart 2024 werd ingediend voordat de beslistermijn was verstreken, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan op 26 augustus 2024 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens was met de uitspraak.