ECLI:NL:RBDHA:2024:13686
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en aanslagen onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024, is het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning ongegrond verklaard. De zaak betreft de waardepeildatum van 1 januari 2022, waarbij de waarde van de woning door de heffingsambtenaar is vastgesteld op € 625.000. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, waarin ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen zijn opgenomen. Tijdens de zitting op 13 augustus 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een lagere waarde van € 504.000 bepleitte. Hij stelde dat zijn woning ten onrechte werd vergeleken met andere woningtypes, omdat zijn woning slechts twee woonlagen heeft en een inpandige garage die niet als woonruimte kan worden gebruikt. De heffingsambtenaar heeft echter een matrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de waarde van de woning op € 694.977 werd bepaald, met vergelijkingen naar andere woningen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is, en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.