ECLI:NL:RBDHA:2024:13672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 24/5223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding leefgeld wegens ongeregistreerd verblijf partner in asielzoekerscentrum

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) over de eenmalige inhouding van leefgeld. Eiseres, die in een asielzoekerscentrum verblijft, kreeg een maatregel opgelegd waarbij haar leefgeld voor een bedrag van € 14,47 eenmalig gedurende één week werd ingehouden. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat haar partner zonder registratie op de locatie verbleef, wat in strijd was met de huisregels van het azc. Eiseres stelde dat het besluit onzorgvuldig was genomen, omdat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar recente bevalling en de noodzaak van haar partner bij de verzorging van hun pasgeboren baby, niet in de belangenafweging waren meegenomen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 16 juli 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van de verweerder passend was, gezien de voorgeschiedenis van overtredingen door eiseres. De rechtbank benadrukte dat de verweerder een belangenafweging had moeten maken, maar dat deze in dit geval adequaat was uitgevoerd. Eiseres had eerder al meerdere keren in overtreding van de huisregels gehandeld, en de rechtbank concludeerde dat de inhouding van het leefgeld niet onevenredig was, gezien de omstandigheden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Eiseres kreeg geen gelijk, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken. De rechtbank gaf informatie over de mogelijkheid van hoger beroep, waarbij eiseres binnen vier weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift kan indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/5223

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.T.C. Rebergen),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. Verweerder heeft met het besluit van 26 februari 2024 (het bestreden besluit) aan eiseres een maatregel opgelegd, die inhoudt dat het leefgeld voor een bedrag van € 14,47 eenmalig gedurende één week wordt ingehouden. [1] Eiseres heeft haar partner zonder registratie laten logeren op de locatie, wat volgens verweerder in strijd is met de huisregels.
2. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van verweerder was aanwezig. Eiseres en haar gemachtigde (met berichtgeving) niet.

Beroepsgronden

3. Eiseres vindt het besluit onzorgvuldig genomen, omdat haar visie niet volledig is weergegeven. Er staat enkel dat eiser heeft verklaard dat zij erg moe was en niet zonder haar man kon verblijven. Dit terwijl eiseres negen dagen voor het bestreden besluit is ontslagen uit het ziekenhuis. Zij was ten tijde van het bestreden besluit aan het herstellen van een zware bevalling. Eiseres had haar man nodig bij de verzorging van de pasgeboren baby. De man van eiseres heeft weliswaar een woning toegewezen gekregen, maar deze is niet geschikt voor het hele gezin. Verder wist eiseres zelf niet van het niet of onjuist registreren van het bezoek door haar man.
Verweerder heeft dit alles niet in de belangenafweging meegenomen. Het besluit is niet evenredig en proportioneel. Eiseres vindt dat verweerder de menselijke maat uit het oog is verloren.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van haar beroep wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft verklaard dat zij geen inkomen of vermogen heeft en enkel Rva-verstrekkingen heeft om in haar levensonderhoud te voorzien. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek om vrijstelling van griffierecht toe en zal de rechtbank het beroep inhoudelijk behandelen.
5. Verweerder vindt de maatregel passend en verwijst in het bestreden besluit naar artikel 10 en 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 (de Rva). Hij heeft als visie en motivatie opgenomen dat eiseres meermalen in overtreding is geweest door de partner zonder registratie te laten logeren en dat de maatregel passend is.
6. De rechtbank overweegt dat de bepaling waar verweerder zich op baseert een ‘kan- bepaling’ is. Dit betekent dat verweerder afwegingsruimte heeft en een kenbare belangenafweging moet maken. [2] In lijn hiermee moet een beslissing tot het intrekken of beperken van de verstrekkingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de asielzoeker. [3] Daarnaast volgt uit het door verweerder overgelegde maatregelenbeleid dat bij gedrag dat niet zo’n grote impact heeft gekozen kan worden om over te gaan tot minder verstrekkende maatregelen dan het inhouden van verstrekkingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een correctiegesprek, waarschuwingsbrief of leermaatregel. [4]
7. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder overgaan tot de maatregel en heeft hij daarbij de benodigde zorgvuldigheid en vereiste belangenafweging in acht genomen.
Anders dan eiseres stelt heeft verweerder in de beoordeling betrokken dat eiseres meermalen in overtreding is geweest. Het is volstrekt duidelijk dat dit gaat over het ongeregistreerd verblijven en logeren van de partner van eiseres in het azc. Hij heeft zo kenbaar rekening gehouden met de voorgeschiedenis van eiseres over hetzelfde onderwerp. Er zijn op 3 oktober 2023, 18 januari 2024 en 25 januari 2024 (correctie)gesprekken geweest en afspraken gemaakt over het feit dat de partner van eiseres zich niet meldde en over de mogelijkheid van de partner om in het azc te verblijven en te blijven slapen bij eiseres. Na de volgende constatering op 26 februari 2026 mocht verweerder dan ook een maatregel nemen die verder strekt dan waarschuwen alleen. Een eenmalige inhouding van de weekbijdrage is gezien de voorgeschiedenis niet onevenredig zwaar. Gezien de voorgeschiedenis kan eiseres zich er ook niet achter verschuilen dat zij niet wist dat haar partner zich niet meldde. Dit kwam zo vaak voor dat zij zich hiervan bewust diende te zijn en hierop diende te letten.
8. De zwangerschap of de bevalling van eiseres op [geboortedag] 2024 zelf of dat verweerder in het bestreden besluit niet expliciet heeft verwezen naar die bevalling, maakt het voorgaande niet anders. De zwangerschap was de reden dat eiseres op haar verzoek naar [woonplaats] is overgeplaatst, en daarvoor is blijkens het bewonersdossier aandacht geweest bij de opvang. Vanaf begin oktober 2023 is ook aangegeven dat van structurele opvang voor de man geen sprake kon zijn. Wel zijn bijzondere afspraken gemaakt over het logeren van de man tot aan de bevalling. Dat de bevalling zelf zodanig zwaar of bijzonder was dat eiseres vervolgens niet aan de huisregels kon worden gehouden, is niet gebleken. Eiseres is op [geboortedag] 2023 van haar kindje bevallen en zij is op 17 februari 2023 ontslagen uit het ziekenhuis. Niet gebleken is dat haar situatie op 26 februari 2023 zodanig bijzonder was dat het niet anders kon dan dat de partner (weer) bij eiseres zou moeten verblijven zonder zich te melden. Ook is geen enkele poging van de zijde van eiseres gebleken om, net als voor de bevalling, opnieuw afspraken te maken over zijn verblijf in het azc.
9. Gelet op vorenstaande mocht verweerder de gekozen maatregel opleggen en is niet gebleken dat deze voor eiseres onevenredig bezwarend is ten opzichte van het doel wat met de maatregel wordt beoogd, namelijk inzicht krijgen in wie in het azc verblijft om daar verantwoordelijkheid voor te kunnen nemen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.
Griffier
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verweerder baseert zich hierbij op artikel 10 en 19 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 (de Rva).
2.Artikel 10, eerste lid, van de Rva.
3.Artikel 10, vijfde lid, van de Rva.
4.Paragraaf 4.2 Maatregelenbeleid COA.