ECLI:NL:RBDHA:2024:13666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
09/157541-22, 09/002407-23, 09/002423-23, 09/007453-22 en 09/009025-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, belaging en schuldheling met bijzondere aandacht voor zijn mentale toestand en de gevolgen van zijn frustraties

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een 40-jarige man veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder drie bedreigingen, waarvan één met een mes, twee belagingen en schuldheling. De veroordeelde was gefrustreerd over de uithuisplaatsing van zijn zoon en het beperkte contact met hem, wat naar het oordeel van de rechtbank heeft bijgedragen aan zijn criminele gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn licht verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. De rechtbank heeft de redelijke termijn in lichte mate overschreden, maar volstaat met een constatering hiervan. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en er zijn meerdere bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden. De rechtbank heeft in haar vonnis de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals de adviezen van de reclassering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen tegen zijn zwager, moeder, zus en medewerkers van de William Schrikker Groep, en heeft een elektrische fiets verworven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/157541-22, 09/002407-23, 09/002423-23, 09/007453-22 en 09/009025-24 (alle ttz. gev.)
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1984 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.T.C. Castermans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 09/157541-22 (hierna: dagvaarding I), 09/002407-23 (hierna: dagvaarding II), 09/002423-23 (hierna: dagvaarding III), 09/007453-22 (hierna: dagvaarding IV) en 09/009025-24 (hierna: dagvaarding V). De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage (zie
bijlage I) aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding I, primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I, primair ten laste gelegde feit. Verder heeft de raadsvrouw verweer gevoerd ten aanzien van de pleegperiodes bij dagvaarding II en bij dagvaarding III onder 1 ten laste gelegde feiten en gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de overige feiten.
3.3.
Vrijspraak, primair tenlastegelegde onder dagvaarding I (09/157541-22)
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met het mes in de richting van aangever heeft gestoken. Hoewel aangever letsel heeft opgelopen aan zijn hand, past dit letsel ook in het door de verdachte geschetste scenario dat aangever het mes van hem heeft afgepakt en door deze handeling gewond is geraakt aan zijn hand. Naast de verklaringen van de verdachte en de aangever is er verder geen bewijs dat uitsluitsel kan geven op de vraag welk scenario klopt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met betrekking tot het bij dagvaarding 09/157541-22 primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de bewezenverklaarde feiten bij dagvaardingen I (subsidiair), II, III, IV en V met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk (in de kern) bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen (integrale) vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding II, ten laste gelegde periode
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn zus en moeder heeft belaagd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde partieel moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw is er onvoldoende bewijs van stalking door de verdachte van zijn moeder en zus in de gehele periode vermeld in de tenlastelegging. Zij meent dat hooguit bewezen kan worden dat vanaf 1 januari 2022 tot en met ongeveer 12 januari 2022 sprake is geweest van stalking/belaging. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
In de tenlastelegging wordt de verdachte het verwijt gemaakt dat hij zich
inde periode van 18 februari 2021 tot en met 6 maart 2022 schuldig heeft gemaakt aan de daarin genoemde gedragingen en niet dat hij zich daaraan in die periode onophoudelijk schuldig heeft gemaakt. Uit de aangiftes van de moeder en de zus blijkt dat ze in ieder geval tussen februari en november 2021 stelselmatig, met pieken en dalen, zijn lastiggevallen door de verdachte doordat hij ze veelvuldig belde, e-mailberichten stuurde, langsreed en tegen de voordeur trapte. Aangezien de verdachte dit feit heeft ook bekend, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit.
Dagvaarding III, feit 1, ten laste gelegde periode
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde partieel moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw is alleen sprake van belaging in de periode van 9 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 omdat het de verdachte pas na het stopgesprek van 9 juni 2022 duidelijk werd dat hij moest stoppen met zijn gedrag. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte wordt verweten dat hij
inde periode van 18 november 2021 tot en met 13 juli 2022 medewerkers van de William Schrikker Groep (hierna: WSG), waaronder [naam 1] en [naam 2] heeft belaagd. In de aangiftes van de medewerkers van de WSG beschrijven ze hoe ze in de ten laste gelegde periode werden belaagd. Op 18 en 19 november 2021 nam de verdachte veelvuldig contact op met [naam 1] en [naam 2] . Dit deed hij op indringende wijze, onder meer door negen e-mails met onbegrijpelijke teksten te sturen met verwijten. Hij is met dat gedrag steeds doorgegaan, ook richting [naam 2] terwijl hij in december 2021 wist dat zij vanaf januari 2022 niet meer betrokken zou zijn bij zijn dossier. Ook voegde hij steeds meer mensen toe in de adressering van zijn e-mails, zoals advocaten, de rechtbank, zijn zus en andere hulpverleners. Het contact beperkte zich niet tot het e-mailverkeer en de toon van het contact werd steeds heftiger. Zo heeft de verdachte op 17 januari 2022 tegen de medewerker van WSG gezegd: “Wat moet ik dan doen om het wel goed te maken? Moet ik iemand vermoorden ofzo?” De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van de verdediging dat de verdachte vóór 9 juni 2022 contact maakte vanuit het (reguliere) hulpverleningsperspectief.
De rechtbank merkt verder op dat voor het aanmerken van een gedraging als belaging niet is vereist dat de belaagde voorafgaand aan de gedraging kenbaar heeft gemaakt geen contact te willen. In dit verband is evenwel relevant dat WSG op het veelvuldig e-mailcontact van de verdachte nauwelijks heeft gereageerd. Op 18 februari 2022 heeft een medewerker van WSG dit ook expliciet aan de verdachte medegedeeld: “Ik reageer inderdaad niet op nauwelijks aangezien de dingen die je zegt niet kloppen en er ook niet echt normale vragen gesteld worden.” Mede gezien het feit dat de verdachte geen of nauwelijks reactie kreeg op het grote aantal e-mails die hij stuurde, had het voor hem duidelijk moeten zijn dat zijn contact en de wijze waarop hij WSG en haar medewerkers benaderde - ook vóór het stopgesprek van 9 juni 2022 - onwenselijk was. Door zijn gedrag heeft de verdachte WSG en haar medewerkers feitelijk gedwongen te dulden dat contact met hen wordt gezocht. Tot slot werd zijn gedrag ook als belagend ervaren door de medewerkers van WSG. Uit de aangifte van [naam 2] blijkt dat ze “knettergek” en “moedeloos” werd van alle berichten van de verdachte. Uit de aangifte van [naam 1] blijkt dat het contact door de verdachte haar leven heeft beïnvloed. Zij was bang dat de verdachte haar iets aan doet als ze elkaar tegenkomen.
Dit feit is door de verdachte in de kern bekend en de ten laste gelegde periode staat voor de rechtbank vast. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw dan de pleegperiode dient te starten op 9 juni 2022 en komt tot een bewezenverklaring van dit feit.
Dagvaarding V, schuldheling
Bij schuldheling moet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf was verkregen.
Gezien de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft verklaard de fiets voor € 400,- te hebben gekocht van een onbekend persoon op straat. De nieuwwaarde van deze fiets is € 3.849,- en de fiets is aangetroffen zonder het ringslot, oplader, sleutel. Daarnaast was het framenummer verwijderd. Hoewel de verdachte wellicht onbekend was met de (precieze) nieuwwaarde van de fiets, is het een feit van algemene bekendheid dat elektrische fietsen (over het algemeen) dure fietsen zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onder deze omstandigheden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets door misdrijf was verkregen. Door de fiets toch te kopen heeft hij de mogelijkheid dat het om een gestolen fiets ging aanvaard.
De rechtbank zal dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
hij op 24 juni 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op korte afstand een groot vleesmes aan die [naam 3] te tonen en bij de borst van die [naam 3] te houden;
Ten aanzien van dagvaarding IIhij in de periode van 18 februari 2021 tot en met 6 maart 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 4] en [naam 5] , door
- (meermalen) tegen een (voordeur) te trappen en
- meermalen langs de woning te rijden en
- meermalen foto's en berichten te plaatsen op Facebook en
- meermalen (per dag) (ook anoniem) te bellen en (WhatsApp en/of Messenger) berichten en mails te sturen, waaronder berichten en mails met de tekst: “Jullie gaan hier echt spijt van krijgen dat jullie niets voor [naam 6] doen kerst mocht hij zijn vader niet bellen oudjaar niet dit heb ik verdiend toch?” en “Ik doe je wat aan, loop naar de hel” en “Van mij
mogen jullie sterven, ik zal er gaan traan om laten” en “Mijn zoon is bijna weg en dat is jullie schuld” en “(...) is wel duidelijk dat jullie meest gevoelloze manden zijn die ik maar kan (...) mocht er oorlog komen en [naam 6] is niet veilig bij zijn vader hoop ik echt dat jullie in de hel verbranden (...)” en “(...) hoop dat jullie blij zijn dat ik mooiste wat ik had kwijt ben en jullie nu denken dat het met hem beter terecht komt (...) mocht [naam 6] ooit iets gebeuren word ik jullie hel dan weten jullie dat alvast”, met het oogmerk die [naam 4] en [naam 5] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
Ten aanzien van dagvaarding III1
hij in de periode van 18 november 2021 tot en met 13 juli 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] en [naam 2] , zijnde medewerkers van de William Schikker Groep, door veelvuldig (WhatsApp- en/of SMS-)berichten en mails toe te sturen, waaronder (bijvoorbeeld) berichten en mails met de tekst: “Wat moet ik doen om het wel goed te maken? Moet ik iemand vermoorden of zo?” en “ [naam 6] is altijd jarig nog steeds heb ik niet een smogen bellen niets met mij zoontje [naam 6] hoop dat jullie snel sterven of dat er iemand komt die jullie handje erbij helpt” en “Hoop dat jullie alle sterven vandaag” en “Nou schrijf er een of andere hoer werken aan vader en kind relatie, machtsmisbruik houdt ze ervan” en “Wil je een monster van me maken kan je hem echt krijgen” en “Onmenselijk dat jullie het woord zorg mogen gebruiken en zo veel geld krijgen voor mensen kapot te maken”, met het oogmerk die [naam 1] en [naam 2] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2
hij op 9 juni 2022 in Nederland, [naam 7] en [naam 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door die [naam 7] en [naam 8] dreigend de woorden toe te voegen “Zielig doen bij WSG klootzak hé jullie moeten toch jullie best doen omdat anders vader niet komt vader hebt niets over voor zijn kind dat nog 1 keer hoor steek ik je levend in brand”;
Ten aanzien van dagvaarding IVhij op 25 augustus 2021 in Nederland, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 2] indirect (via Facebook Messenger) dreigend de woorden toe te voegen: “als ik je dochter tegen kom vermoord ik haar kan je naar de politie maar daar heb ik het al tegen verteld u krijgt nog de kans om afscheid te nemen heb [naam 2] mijn nooit gegeven met mijn zoontje maar der kapot”;
Ten aanzien van dagvaarding Vhij op 11 augustus 2023 te 's-Gravenhage, een elektrische fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat een onvoorwaardelijke taakstraf met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, in onderhavige zaak passend zijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan drie bedreigingen, waarvan één met een mes, en twee belagingen. De verdachte is gefrustreerd en boos over de uithuisplaatsing van zijn zoon en het beperkte contact met hem. Het is aannemelijk dat deze frustratie en boosheid hebben geleid tot het plegen van de strafbare feiten, gericht tegen zijn zwager, moeder, zus, de WSG en andere betrokkenen die de verdachte in zijn ogen hebben benadeeld. Ondanks de verzoeken om te stoppen en de stopgesprekken met de politie, is hij doorgegaan met zijn gedrag en is hij zelfs de naasten van de betrokken WSG-medewerkers gaan benaderen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich op deze manier heeft geuit. De verdachte heeft met zijn handelen een diepgaande inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een elektrische fiets. Hij heeft op straat van een onbekende voor een erg laag bedrag een dure elektrische fiets zonder ringslot, oplader en sleutel van de accu gekocht. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor andermans eigendom.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 juli 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte in 2018 voor een belediging een transactie heeft aanvaard.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 14 november 2022, 21 maart 2023 en 18 juli 2024. Daaruit volgt dat sprake is van problemen op verschillende leefgebieden, zoals huisvesting en financiën. Verder is bij de verdachte sprake van middelengebruik, een licht verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis (antisociale kenmerken).
De reclassering ziet de weg naar gedragsverandering bij de verdachte als een proces van lange adem. De reclassering schat de recidivekans en de kans op onttrekking aan de voorwaarden als hoog in.
De verdachte is verder onderzocht door GZ-psycholoog drs. R. de Vries. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in het Pro Justitia rapport van 9 februari 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een (lichte) verstandelijke beperking en praktisch functioneert op zwakbegaafd niveau. Verder is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale kenmerken en is er sprake van misbruik van alcohol en cocaïne. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde (onder dagvaardingen I tot en met IV) aanwezig. De psycholoog concludeert dan ook dat voornoemde feiten de verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend. De psycholoog adviseert onthouding van welk middel dan ook en begeleiding dan wel behandeling gericht op ondersteuning bij het nemen van besluiten en de uitvoering daarvan.
De rechtbank neemt de conclusies van de GZ-psycholoog over en acht de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar voor alle bewezen verklaarde feiten.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als een zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Op 25 juni 2022 is de verdachte in verzekering gesteld. Vanaf dat moment mocht de verdachte verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Dit vonnis is gewezen op 6 augustus 2024. De periode tussen de twee voornoemde data is iets meer dan 25 maanden. Daarmee is de redelijke termijn in lichte mate overschreden. De rechtbank volstaat met een constatering van de schending van de redelijke termijn, omdat het onvoorwaardelijke deel van de door de rechtbank op te leggen gevangenisstraf minder dan een maand betreft (zie r.o. 3.6.2. onder C, ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
Straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en wat de rechtbank in soortgelijke zaken oplegt. Gelet op de ernst en veelheid aan feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Het daarnaast opleggen van een taakstraf acht de rechtbank echter niet passend en geboden.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57, 63, 285, 285b en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I, primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I, subsidiair, en de bij dagvaarding II, III, IV en V ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van dagvaarding II:
belaging;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 1:
belaging;
ten aanzien van dagvaarding III , feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding IV:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van dagvaarding V:
schuldheling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
107 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Fivoor Reclassering (adres: Johanna Westerdijkplein 40, Den Haag) meldt. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- verblijft bij Talenty of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met dhr. [naam 3] ,
geboren op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] heeft of zoekt, zolang de reclassering dit verbod nodig acht;
- zich niet binnen een straal van 250 meter van de [adres 2] te [plaatsnaam] bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.A. Goldstoff en V.K.M. Hanssen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Ten aanzien van dagvaarding Ihij op of omstreeks 24 juni 2022 te Maasdijk, gemeente Westland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een (groot) vleesmes op korte afstand in de richting van de borstkas van die [naam 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2022 te Maasdijk, gemeente Westland [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op korte afstand met een (groot) vleesmes in die richting van die [naam 3] te steken en/of voornoemd vleesmes aan die [naam 3] te tonen en/of bij de borst van die [naam 3] te houden;
Ten aanzien van dagvaarding II
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 februari 2021 tot en met 6 maart 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 4] en/of [naam 5] , door
- (meermalen) tegen een (voordeur) te trappen en/of
- meermalen langs de woning te rijden en/of
- meermalen foto's en/of berichten te plaatsen op Facebook en/of
- meermalen (per dag) (ook anoniem) te bellen en/of (WhatsApp en/of Messenger) berichten en/of mails te sturen,
waaronder berichten en mails met de tekst: “Jullie gaan hier echt spijt van krijgen dat jullie niets voor [naam 6] doen kerst mocht hij zijn vader niet bellen oudjaar niet dit heb ik verdiend toch?” en/of “Ik doe je wat aan, loop naar de hel” en/of “Van mij
mogen jullie sterven, ik zal er gaan traan om laten” en/of “Mijn zoon is bijna weg en dat is jullie schuld” en/of “(...) is wel duidelijk dat jullie meest gevoelloze manden zijn die ik maar kan (...) mocht er oorlog komen en [naam 6] is niet veilig bij zijn vader hoop ik echt dat jullie in de hel verbranden (...)” en/of “(...) hoop dat jullie blij zijn dat ik mooiste wat ik had kwijt ben en jullie nu denken dat het met hem beter terecht komt (...) mocht [naam 6] ooit iets gebeuren word ik jullie hel dan weten jullie
dat alvast”, althans woorden van gelijke aard of strekking, met het oogmerk die [naam 4] en/of [naam 5] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Ten aanzien van dagvaarding III1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2021 tot en met 13 juli 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] en/of [naam 2] , althans/zijnde een of meer medewerkers van de William Schikker Groep, door een of meermalen per dag, althans tientallen malen per maand, althans veelvuldig
(WhatsApp- en/of SMS-)berichten en/of mails toe te sturen, waaronder (bijvoorbeeld) berichten en/of mails met de tekst: “Wat moet ik doen om het wel goed te maken? Moet ik iemand vermoorden of zo?” en/of “ [naam 6] is altijd jarig nog steeds heb ik niet een smogen bellen niets met mij zoontje [naam 6] hoop dat jullie snel sterven of dat er iemand komt die jullie handje erbij helpt” en/of “Hoop dat jullie alle sterven vandaag” en/of “Nou schrijf er een of andere hoer werken aan vader en kind relatie, machtsmisbruik houdt ze ervan” en/of “Wil je een monster van me maken kan je hem echt krijgen” en/of “Je bel nooit hoer stop niet eerder voordat jij onder de grond leg” en/of “Onmenselijk dat jullie het woord zorg mogen gebruiken en zo veel geld krijgen voor mensen kapot te maken”, althans woorden van gelijke aard of strekking, met het oogmerk die [naam 1] en/of [naam 2] en/of medewerkers, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Maasdijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, [naam 7] en/of [naam 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 7] en/of [naam 8] dreigend de woorden toe te voegen “Zielig doen bij WSG klootzak hé jullie moeten toch jullie best doen omdat anders vader niet komt vader hebt niets over voor zijn kind dat nog 1 keer hoor steek ik je levend in brand”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van dagvaarding IVhij op of omstreeks 25 augustus 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 2] indirect (via Facebook Messenger) dreigend de
woorden toe te voegen: “als ik je dochter tegen kom vermoord ik haar kan je naar de politie maar daar heb ik het al tegen verteld u krijgt nog de kans om afscheid te nemen heb [naam 2] mijn nooit gegeven met mijn zoontje maar der kapot”, althans woorden van gelijke strekking;
Ten aanzien van dagvaarding Vhij op of omstreeks 11 augustus 2023 te 's-Gravenhage, een (elektrische) fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Bijlage II
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de volgende processen-verbaal:
 ten aanzien van dagvaarding I: het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022184965, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 45);
 ten aanzien van dagvaarding II: het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022014559, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 81);
 ten aanzien van dagvaarding III: het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022189052, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 328);
 ten aanzien van dagvaarding IV: het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021265291, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (ongenummerd);
 ten aanzien van dagvaarding V: het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023246797, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 25).
Ten aanzien van dagvaarding I (subsidiair):

De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juli 2024;
Het klopt dat ik een groot mes in mijn handen had. Ik ging daar naartoe om hem te bedreigen met dat mes. Ik stond lager op de trap dan hij en ik hield het mes zo vast, dat het mes naar hem gericht was. Ik hield het mes gericht op zijn buik.

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 24 juni 2022 (p. 14-16):
Plaats delict: Maasdijk, binnen de gemeente Westland
Pleegdatum: 24 juni 2022
Toen ik de trap af wilde lopen stond Jim boven aan de trap om een hoekje.
Vervolgens zag ik iets glinsterends. Toen ik het voorwerp had afgepakt en gewond was geraakt zag ik pas goed wat het was. Ik zag namelijk dat het een groot keukenmes betrof. Ik voelde me ernstig bedreigd en schrok enorm.
Ten aanzien van dagvaarding II:

De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juli 2024;

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 13 januari 2022 (p. 10-13);

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 13 januari 2022 (p. 14-16);

Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 maart 2022 (p. 20-21);

Een geschrift, te weten een e-mailbericht (p. 44);

Een geschrift, te weten een facebook messenger bericht (p. 71).
Ten aanzien van dagvaarding III, feit 1:

De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juli 2024;

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 13 juli 2022 (p. 34-96);

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 13 juli 2022 (p. 97-100);

Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 juli 2022 (p. 101);

Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 juli 2022 (p. 105-289).
Ten aanzien van dagvaarding III, feit 2:

De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juli 2024;

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , opgemaakt op 29 juni 2022 (p. 28-31);

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , opgemaakt op 29 juni 2022 (p. 32-33).
Ten aanzien van dagvaarding IV:

De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juli 2024;

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 15 september 2021 (ongenummerd);
Ten aanzien van dagvaarding V:

De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juli 2024;

Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 november 2023 (p. 7-9).